[WI] Meer variabelen

[LuMiNeX]

Hoi,

ik heb moeite met formules waarvan je een gegeven krijgt maar die je dan moet omdraaien om een andere onbekende waarde te weten te komen bijvoorbeeld:

Het cijfer wordt berekend met C=12 X G:V - 2
Hierin is C het cijfer en G het aantal vragen.
Anna heeft 42 goede antwoorden en het cijfer 7.7 uit hoeveel vragen bestond het?

Zoals altijd begin je dan met 7,7 = 12 X G:V -2

maar daar houdt het mee op moet je dan delen, vermenigvuldigen. + -. Heb je daar bepaalde stappen voor??

Wat is V ?

[LuMiNeX]

oeps foutje..

C= cijfer
G= aantal vragen goed
V= aantal vragen

[Em.]

Als je van -2 af wil,
doe +2 aan beide kanten
(en andersom, van +2 af, doe -2).

Wil je van :2 af,
doe dan alles x2.

En zorg dat datgene wat je níet weet (hier V) aan één kant staat, en de rest allemaal aan de andere kant.

[mathfreak]

Schrijf de formule om als . Links en rechts met V vermenigvuldigen geeft: V(C+2) = 12G. Wat moet je nu doen om V te vinden als C en G bekend zijn?

[LuMiNeX]

9,7 = 504: V = V = 51,95

Ik ben doorgestroomd van vmbo 4 naar havo 5 maar dit heb ik nog nooit gehad. Algebrarische vergelijkingen. Ik zou ik echt niet weten wat je allemaal moet doen om tot een ander variabele te komen (draaien van formules om een ander onbekende te berekenen).

Iemand tips waar je echt voor beginners uitleg kan krijgen (site, boek)? wel dat het makkelijk is uitlegt met stappen.

[mathfreak]

LuMiNeX schreef:

9,7 = 504: V = V = 51,95

Zo is het nogal slordig weergegeven. Omdat geldt: , dus , dus 9,7∙V = 504, dus . V is een geheel getal omdat V het aantal vragen voorstelt.

LuMiNeX schreef:

Ik ben doorgestroomd van vmbo 4 naar havo 5 maar dit heb ik nog nooit gehad. Algebraïsche vergelijkingen. Ik zou echt niet weten wat je allemaal moet doen om tot een andere variabele te komen (draaien van formules om een andere onbekende te berekenen).

Iemand tips waar je echt voor beginners uitleg kan krijgen (site, boek)? wel dat het makkelijk is uitlegt met stappen.

Even een paar basisregels: als a+c = b+c, dan geldt: a+c-c = b+c-c, dus a = b. Omgekeerd geldt: als a = b, dan geldt: a+c = b+c.
Als a-c = b-c, dan geldt: a-c+c = b-c+c, dus a = b. Omgekeerd geldt: als a = b, dan geldt: a-c = b-c.
Als a∙c = b∙c, dan geldt: , dus a = b. Omgekeerd geldt: als a = b, dan geldt: a∙c = b∙c. Merk op dat c in dit geval geen 0 kan zijn omdat delen door 0 niet mogelijk is.
Als , dan geldt: , dus , dus a = b. Omgekeerd geldt: als a = b, dan geldt: . Merk op dat c in dit geval geen 0 kan zijn omdat delen door 0 niet mogelijk is.
Als , dan geldt: , dus , dus a∙d = b∙c. De gelijkheid heet een evenredigheid met a∙d en b∙c als kruisproducten. Als we de evenredigheid schrijven als a:b = c:d noemen we a en c de buitenste termen en b en d de binnenste termen van de evenredigheid. Omdat a∙d = b∙c geldt dus: bij een evenredigheid is het product van de buitenste termen gelijk aan het product van de binnenste termen.