Ik wilde maar weer eens iets posten, zeker omdat ik morgen op vakantie ga, en niet zeker weet of ik wel op tijd mijn verhaal voor de verhalenwedstrijd afkrijg... krijg namelijk net door dat ik bij het ingaan van de deadline nog in griekenland zit.

(Ben ergens rond 12 augustus in een nacht terug)
Het is overigens wel een oud verhaal, ik schat zo'n anderhalf jaar geleden getypt.
----------
Orpheus en Eurydice vanuit het oogpunt van Hades
Het Onvermijdelijke
Vanuit zijn troon keek hij uit over de zaal, hij die al alles bezat, behalve Zeus' macht boven de grond en de kracht en energie van Poseidon net boven de grond. Even maar, want toen tuurde hij al weer neer in het donker op zijn kleitablet met het 'godennieuws', hij had al dit donkers immers al vaak genoeg gezien. Bovendien was dat wat op het tablet stond veel belangrijker;
Orpheus spoorloos na dood geliefde Eurydice stond er. Hij fronste vermoeid zijn pikzwarte wenkbrauwen; alles aan hem was zwart, van zachtzwart tot donker kwaadaardig zwart tot pikzwart, alleen zijn ringen lichtten met een zachtgouden gloed op in het donker. Zijn enige lichtbron was Persephone in haar witschitterende gewaad op de troon naast hem, strak kijkend naar de rijen doden om erop te letten of ze de goede weg op gingen.
Hij kende Orpheus, zoals hij iedereen kende, niemand had meer mensenkennis dan hij, niets in een mensenkarakter ontsnapte aan zijn oog en daar was hij trots op. Waarschijnlijk was hij de enige die ook maar kon vermoeden waar Orpheus naar op weg was en hij werd misselijk bij het idee.
Plotseling was daar een gerucht, net iets luider dan normaal was op zijn grondgebied. Hij was erg gesteld op rust en stilte. Het gerucht golfde door de rijen gewichtsloze doden heen en bereikte Hades. Zijn aanraking met het geluid deed bij hem hetzelfde als een klap in zijn gezicht. Uiterlijk verried hij niets, innerlijk versteende hij. Hij stond op en hief zijn hand. Geruisloze voetstappen onderbroken hun weg. Lang overleden gezichten keken op. Toen weken enkele schimmen opzij.
Daar was hij. Hades' maag draaide zich om. Zijn gezicht stond strak. Maar niemand keek meer naar hem; alle ogen waren gericht op een knappe jongeman in de kracht van zijn leven: Orpheus. Wat Hades gevreesd had, was gebeurd. En daar begon hij al te zingen. Hades kon zijn kokhalzen nauwelijks inhouden. Dit was niet goed; dit klonk te… levend. Zijn springlevende vrouw Persephone hier hebben was al genoeg. Orpheus eindigde zijn lied. Smekend keek hij op naar Hades. Persephone zat met vochtige ogen in haar troon. Zij had zich dus al gewonnen gegeven. Wat kon hij dan anders doen? Met een handgebaar haalde hij Eurydice tevoorschijn. Dit was nog erger dan verwacht. Leven ontvangen en schenken zo kort na elkaar. Eén kans had hij nog; hij zei met wat moeite: "Neem haar mee, maar kijk niet om totdat ge boven bent, anders is ze weer van mij. Eenmaal boven" - zijn stem haperde, maar hij herstelde zich vlug - "eenmaal boven zal zij haar lijkkleed afdoen en zal alles zijn als vanouds."
Ze gingen en Hades zonk ineen op zijn troon. Innerlijk treurend zat hij daar, tot, na enkele uren, een zacht gesnik tot hem doordrong. Daar zat zij. Het was hun niet gelukt. Hades' hart vulde zich met blijdschap. Met een stalen gezicht wees hij haar opnieuw waar zij heen moest gaan.