Als iedereen hetzelfde was, leek iedereen op elkaar. Iedereen zou dan hetzelfde doen en dat vond niemand raar. Iedereen had dan dezelfde kleur en precies hetzelfde haar. En iedereen liep hetzelfde rond met hetzelfde gevoel. Wat is het hier toch eigenlijk een vreselijk saaie boel, als iedereen hetzelfde was.
Iedereen kwam uit hetzelfde land, dus daar ging niemand heen. En iedereen at hetzelfde, omdat iedereen dat at. En elke dag zei iedereen: ah gat, alweet patat! Alweer patat...
Als iedereen hetzelfde was, dan heetten we allemaal Piet. En niemand vroeg dan: waar is Jan? Want Jan die was er niet. Geen Zina en geen Amadu, geen Mira en geen Stijn waar je zo mee lachen kunt, want die zouden er niet zijn. Als iedereen hetzelde was en dus hetzelfde dacht, kende iedereen dezelfde mop, dus niemand die er lacht. En iedereen was even groot of even klein. En het zou voor iedereen een saaie toestand zijn.
We boffen dat we allemaal anders zijn: HOERA VOOR HET VERSCHIL!