Ze fietste over een donker fietspad in het park achter haar huis. De geuren van de verleden tijd haalde beelden naar boven, beelden van vroeger, donkere beelden, beelden die ze liever niet wou zien. En de bij de beelden kwamen herinneringen en gevoelens. Ze dacht dat ze echt in het verleden beland was. Maar toen hoorde ze een zachte stem 'meisje, wakker worden' en daarna dezelfde stem 'Krissie', de stem droeg haar weer van verleden naar heden. Door haar wimpers zag ze het slaperige gezicht van Johan, één van haar huisgenoten. Hij ging op de rand van haar bed zitten en streek het klamme haar uit haar bezwete gezicht 'volgens mij had je een nachtmerrie'. Kris mompelde onrustig wat. Johan legde zijn hand op haar voorhoofd en zei met zijn rustige stem 'ga maar weer slapen, ik blijf hier wel zitten tot je weer slaapt. En langzaam voelde Kris zich weer weg zakken.
|