Bevroren als een sneeuwpop,
verloren als z地 neus,
zo sta ik je op te wachten.
Tenen smelten langzaam,
m地 vingers ploffen, worden bruin.
Och lief, wat doe je me toch aan.
M地 witte lichaam zegt gedag,
ik zak in terwijl m地
bollebeentjes vluchten
richting riool.
Daar ben je eindelijk,
ik zwaai met wat nog rest.
Geen blauwe ogen, maar
zwarte kolen kijken me aan.
Voor mij zie ik niet meer jou,
maar een sneeuwpop staan.
We veranderen allemaal.
__________________
...moet u maar bedenken dat Dwaasheid, die ook nog eens een vrouw is, aan het woord was. (EvR)
|