"Geen zorgen, lieve Ascanius
Jouw vader en de koningin zorgen voor elkaar."
Vonken slaan met grote woede
de - door henzelf verdeelde - landstaten in elkaar
Felle lichten speuren een weg
door liefde, pijn en verder al wat mooi kan zijn
En dan denk ik opeens aan dat moment
reis ik door triljoenen lichtjaren de Middeleeuwen voorbij
Denkend aan de jacht van toen,
waarbij die vonken - felle lichten - plots verschenen
De leider van de Trojanen en de mooie koningin
- cliché, en hoe kon het ook anders -
werden liefde - slash - passievol bemind
in een grot waar onbeschaamde vuurwerken tot stand werden gebracht.
"Rustig maar, Ascanius, het onweer is niet eng."
ik ben alleen niet zo zeker over de laatste strofe.
|