“Toch prikken eenhoorns ook, al zie je ’t niet zo vaak,
maar als dit wit je steekt, is het wel altijd raak.
Dus pas op wie je vertrouwt, wie je binnenlaat,
voor je als onwetende stervend buiten jezelf staat.”
Toen de wereld mij dit zei in een onbewaakt moment,
- door ruisende grashalmen en ’t gefluister van de wind-
kwam het besef dat deze mij misschien geheel niet kent:
ik geloof dan wel in eenhoorns, maar ben niet langer kind.
In staat mijn eigen keuzes te maken als een jonge vrouw,
kies ik om in het goede van ieders wezen te geloven,
in wat sprookjes mij over een ideale wereld beloven.
Ik weiger met angst door het leven te gaan; ik vertrouw.
|