Lang, lang geleden leefde er eens een meisje. Een meisje met mooie goudblonde haren en heldere blauwe ogen. Zij zat altijd vol vragen, en was altijd op zoek naar antwoord. De meeste mensen in het kleine dorpje waar ze woonde werden gek van haar. ‘Waarom is de lucht blauw? Waarom ben je vrolijk? Waarom leven wij?’ Ze stelde de meest onmogelijke vragen en er was niemand die haar antwoord kon geven. Dat maakte haar ongelukkig. Ze wist zich geen raad in het leven. Toen ze 12 jaar oud was, raakte ze zelfs depressief. In het geheim ging ze ’s nachts naar de apotheek, en jatte stiekem pakjes prozak. Sommige dagen voelde zij zich erg goed, maar andere dagen huilde ze zichzelf in slaap. Op een gegeven moment begon ze zichzelf te haten. Dat mooie meisje, met de ooit zo heldere nieuwsgierige blauwe ogen, was nu een verdrietig schepseltje, met diepe rooie ogen van het vele huilen. Er ging geen dag voorbij of ze dacht aan de dood. Haar ouders begrepen haar niet, en stuurden haar radeloos naar een psychiater toe. Deze man was zelf krankjorem, en tijdens de sessies vergreep hij zich aan het arme kind. Het eens zo mooie meisje raakte dieper en dieper verstrikt in de wurggreep van haar eindeloze depressies en talloze huilbuien. Onbegrepen en beschaamd verstopte ze zich vaker en vaker op haar kleine zolderkamertje. Op een warme zomerdag in december kwam er eindelijk een einde aan haar verschrikkelijke misère. Dit mooie schattige, eens zo vrolijke meisje was namelijk naar het treinstation gehuppeld. Was midden op de rails gaan staan, had vriendelijk naar de machinist gelachen, en werd daarna tot puin verreden door de snel langsflitsende sneltrein. EINDE
__________________
..:Look straight into the sun until she breaks your face and you'll start smiling:..
|