Zo doe ik het altijd:
[1] Ik lees eerst de volledige zin (ook de bijzin!) woord voor woord over (maakt niet uit als je er nog niets van begrijpt).
[2] Vervolgens ga ik op zoek naar de persoonsvorm
van de hoofdzin. Ik bekijk eerst met welke tijd en met welke wijze (bedenk dat wanneer je een futurum of futurum exactum vindt, deze nooit in de coniunctief kunnen staan!) ik te maken heb. Dan bekijk ik met welke persoon en welk getal ik te maken heb. Het is hier dus van belang dat je een werkwoord goed kunt analyseren (je moet de kenmerken van de tijden en wijzes dus goed beheersen). Aan de hand van de gevonden persoonsvorm kan blijken of je te maken hebt met (b.v.) een A.c.I. en dan kun je meteen gaan zoeken naar een A (een accusativus) en een I (een infinitivus).
[3] Ten derde kijk ik met wat voor werkwoord ik te maken heb (een tip van mijn docent Grieks, mogelijk een frequent
bezoeker van dit forum

: een tweeplaatsig of drieplaatsig werkwoord (m.a.w. met hoeveel basisbepalingen kan/moet dit werkwoord minimaal worden uitgerust). Een tweeplaatsig werkwoord is bijvoorbeeld
slaan: ik sla jou (bepalingen: onderwerp (nom.) ik, lijdend voorwerp (acc.) jou). Je weet dan onmiddelijk dat je in de hoofdzin moet zoeken naar woorden in de nominativus en de accusativus (m.a.w. je kunt zeer gericht zoeken). Een drieplaatsig werkwoord is
geven: ik geef een cadeau aan jou.
Door wie (nom.) wordt
aan wie (dat.)
wat (acc.) gegeven? Ik ga dan dus zoeken naar een nominativus, een accusativus en een dativus. Als je geen woord in de nominativus kan vinden betekent dit vaak dat het onderwerp al eerder is genoemd, de uitgang en/of de context impliceren dan automatisch de vertaling (ik, jij, hij, zij, het, wij, jullie, zij of eventueel u).
[4] Als ik dit gedaan heb, ga ik de zin aankleden met bijwoordelijke en bijvoeglijke bepalingen (m.a.w. ik ga woorden opzoeken die congrueren met een naamwoord of die aan de kenmerken van een bijwoord voldoen opsporen, ook ga ik mogelijke ablativi absoluti (ablabsen) opzoeken).
[5] Als ik de hele hoofdzin vertaald heb, ga ik kijken naar de bijzin. Belangrijk is hoe deze bijzin begint, als deze begint met
cum of
ut heb je de kans dat de persoonsvorm van die bijzin in de coniunctivus staat (belangrijk voor de vertaling!). Ook kan het voorkomen dat na een vorm van
qui aan het begin van een bijzin een coniunctivus volgt. Met dit in je achterhoofd benader je dan de persoonsvorm, voor het vervolg geldt doorgaans hetzelfde als bij de hoofdzin.
Hou in de gaten dat een hoofdzin onderbroken kan worden door een bijzin (of meerdere bijzinnen (!), zoals vaak het geval bij poëzie, als je Ovidius hebt gelezen weet je waarover ik het heb

), je moet een bijzin dus goed kunnen herkennen.
[Dit bericht is aangepast door Odicanes Naso (23-09-2001).]