Citaat:
Pino Vogel schreef op 29-10-2005 @ 15:27 :
Opgave 5 20 punten
Een voorwerp (A) beweegt eenparig versneld en heeft de volgende plaatsfunctie:
x(t) = 7.t + 3.t²
a) Geef de snelheidsfunctie (dus v(t)).
|
Differentieer de plaatsfunctie x(t) naar t. Dit geeft de gevraagde snelheidsfunctie.
Citaat:
Pino Vogel schreef op 29-10-2005 @ 15:27 :
b) Geef de functie die de versnelling als functie van de tijd geeft.
|
Differentieer de snelheidsfunctie v(t) naar t. Dit geeft de gevraagde versnellingsfunctie.
Vul t=3 in in de voorschriften van de plaats- en de snelheidsfunctie. Dit geeft de plaats en de snelheid op t=3 s.
Citaat:
Pino Vogel schreef op 29-10-2005 @ 15:27 :
d) Op welk tijdstip heeft dit voorwerp een snelheid van 12 m/s?
|
Stel v(t)=12. Dit geeft een eerstegraadsvergelijking in t waaruit t is op te lossen. Dit is tevens het gevraagde tijdstip.
Citaat:
Pino Vogel schreef op 29-10-2005 @ 15:27 :
Voorwerp B start op t = 0 ook vanuit x = 0, met een eenparig versnelde beweging met v0 = 2,00 m/s en a = 10,0 m/s².
e) Geef van voorwerp B de snelheid als functie van de tijd (dus geef VB(t).)
|
Maak gebruik van de formule v(t)=v(0)+a*t. Dit geeft bij de gegeven waarden de gevraagde snelheidsfunctie.
Citaat:
Pino Vogel schreef op 29-10-2005 @ 15:27 :
f) Geef van voorwerp B de plaats als functie van de tijd (geef dus XB(t)).
|
Maak gebruik van de formule x(t)=x(0)+v(0)*t+1/2*a*t². Dit geeft bij de gegeven waarden de gevraagde plaatsfunctie.
Citaat:
Pino Vogel schreef op 29-10-2005 @ 15:27 :
g) Op welke tijdstippen hebben A en B dezelfde snelheid?
|
Stel v
A(t)=v
B(t). Dit geeft een eerstegraadsvergelijking in t waaruit t is op te lossen. Dit is tevens het gevraagde tijdstip.
Citaat:
Pino Vogel schreef op 29-10-2005 @ 15:27 :
h) Bereken die plaats en de snelheid die ze op dat tijdstip hebben.
|
Vul de in g gevonden waarde voor t in in de voorschriften van de plaats- en de snelheidsfunctie van A en B. Dit geeft de plaats en de snelheid van A en B op het in g gevonden tijdstip.
Citaat:
Pino Vogel schreef op 29-10-2005 @ 15:27 :
i) Op welke tijdstippen hebben A en B dezelfde plaats?
|
Stel x
A(t)=x
B(t). Dit geeft een tweedegraadsvergelijking in t waaruit t is op te lossen. Dit zijn tevens de gevraagde tijdstippen.
Citaat:
Pino Vogel schreef op 29-10-2005 @ 15:27 :
j) Bereken die plaats en de snelheid die ze op dat moment hebben.
|
Vul de in i gevonden waarden voor t in in de voorschriften van de plaats- en de snelheidsfunctie van A en B. Dit geeft de plaats en de snelheid van A en B op de in i gevonden tijdstippen.
Citaat:
Pino Vogel schreef op 29-10-2005 @ 15:27 :
k) Schets in een grafiek x(t) en xB(t) (in 1 grafiek).
|
Maak aan de hand van de voorschriften voor x
A(t) en x
B(t) een (x,t)-tabel, en teken aan de hand daarvan de gevraagde (x,t)-diagrammen.
Citaat:
Pino Vogel schreef op 29-10-2005 @ 15:27 :
l) Schets in een grafiek v(t) en vB(t) (in 1 grafiek).
|
Maak aan de hand van de voorschriften voor v
A(t) en v
B(t) een (v,t)-tabel, en teken aan de hand daarvan de gevraagde (v,t)-diagrammen.
Citaat:
Pino Vogel schreef op 29-10-2005 @ 15:27 :
Opgave 6
Voorwerp 1 heeft een massa m1 = 12,0 kg en een beginsnelheid v1 = 7,00 m/s. Voorwerp 2 heeft een massa m2 heeft een massa m2 = 6,00 kg en een beginsnelheid v2 = 4,00 m/s.
De beide massa’s botsen inelastisch (en centraal).
a) Bereken de snelheden na de botsing.
|
Maak gebruik van de formule m
1*v
1+m
2*v
2
=(m
1+m
2)u. Dit geeft de gemeenschappelijke snelheid u=u
1=u
2 na de botsing.
Citaat:
Pino Vogel schreef op 29-10-2005 @ 15:27 :
b) Hoeveel kinetische energie is er in andere energie vormen (b.v. warmte) omgezet?
|
Voor de botsing heb je een totale kinetische energie van 1/2(m
1*v
1²+m
2*v
2²) en na de botsing heb je een totale kinetische energie van 1/2(m
1+m
2)u². Het verschil tussen deze waarden geeft de gevraagde hoeveelheid kinetische energie die in andere energievormen is omgezet.
Citaat:
Pino Vogel schreef op 29-10-2005 @ 15:27 :
Opgave 7
Voorwerp 1 heeft een beginsnelheid v1 = 77,00 m/s. Voorwerp 2 heeft een beginsnelheid v2 = 11,00 m/s. De beide massa’s botsen elastisch (en centraal).
Na de botsing is de snelheid van voorwerp 1: u1 = -43,0 m/s.
De massa van voorwerp 1 is m1 = 5,00 kg
a) Bereken de snelheid na van voorwerp 2 (dus bereken u2).
|
Maak gebruik van de formule m
1*v
1+m
2*v
2
=m
1*u
1+m
2*u
2. Omdat u
1 bekend is kun je u
2 berekenen.
Omdat de botsing elastisch is geldt: 1/2(m
1*v
1²+m
2*v
2²)
=1/2(m
1*u
1²+m
2*u
2²), dus m
1*v
1²+m
2*v
2²
=m
1*u
1²+m
2*u
2². In a heb je een relatie tussen m
2 en u
2 gevonden, dus kun je aan de hand daarvan m
2 berekenen.