Ik moet binnekort theorie-examen doen. Ik zat een oefenexamen te maken, en snapte van een vraag helemaal niks.
Ik heb geen scanner helaas, maar zal het proberen te beschrijven.
Er is een kruising, gewoon zo'n plusvorm. Om het even makkelijk te maken, weg noord(boven), weg oost(rechts), onverharde weg zuid(onder), weg west(links).
Op weg noord is een vrachtwagen die naar weg oost wilt (slaat dus linksaf). Op weg west is een brommer die ook naar weg oost wilt (gaat dus rechtdoor). Op de onverharde weg zuid staat een auto die ook naar weg oost wilt (slaat rechtsaf).
In welke volgorde hebben zij voorrang?
Ik dacht zelf dat de brommer eerst mag, omdat deze verkeer van rechts is voor de vrachtwagen en omdat de auto van een onverharde weg komt. Daarom mag ook de vrachtwagen eerst.
Het antwoord zegt echter, dat de brommer eerst mag, dan de auto en dan de vrachtwagen.