Euredice komt thuis zeggen ze en verwachtingsvol staar ik uit het raam over de lege landerijen die weemoedig de hitte uitademen van de afgelopen zomerdagen. De herfst komt en zij zal mijn geliefde brengen naar de plaats waar haar huis is. Vierhondertwaalf brieven zullen haar opwachten, evenals een fles wijn van een onbekend merk. Dronk ze wijn of verafschuwde ze alcohol? Ik weet het niet meer, het is te lang geleden en mijn geheugen een zeef zonder handvat.
Ik vergat vaker de essentiële delen, lijm is voor mij een middel om de bladen van het dagboek vast te zetten zodat ik ze niet meer lezen kan.
Het was juli toen we samen waren, bovenop de hoogste rots die ik ooit gezien had. Ze had haar hoofd in mijn schoot gelegd en was in slaap gevallen, terwijl ik de zinderende leegte onder ons vroeg of wij veilig terug mochten komen. Het bleef stil, op haar zwaarder wordende ademhaling na. Eigenlijk was ik niet bang voor de leegte, ik huilde omdat ik niet kon beseffen dat we bij elkaar hoorden.
Vlak daarna vertrok ze naar Italië onder vage voorwendselen. ‘Zeg me dat het niet zo is’, fluisterde ik haar in haar slaap, maar ze antwoordde niet. Grote druppels vielen in haar prachtige haardos en ze stroomden tot het een rivier werd die de rotsen uitholde zodat de leegte onder ons tot niets verwerd.
Morgen komt Euredice thuis en ik zal er niet zijn, besef ik me. We horen bij elkaar, maar ik hoor er niet meer bij.
__________________
Naamloos kun je niet schuilen// Het pseudoniem is gelogen vandaag.
|