Op mijn horloge zie ik dat ik nog maar enkele seconde heb. De trein vertrekt bijna! Ik ren het perron op. Op dat moment hoor ik het fluitje van de conducteur. Mijn hele lichaam focust zich op een punt: de deuren die straks dicht zullen schuiven. Ik heb even het gevoel als dat van een marathonloper die de laatste meters moet afleggen. Mijn lichaam spant zich voor een sprint, het ligt erop of eronder. De adrenaline spurt door mijn lichaam.
Tijdens mijn sprint loop ik bijna een deftige dame omver. Tijd om sorry te zeggen gun ik mezelf niet. Als in een waas zie ik de deuren voor me, ze sluiten al. Ik waag de sprong: nog net weet ik mij tussen de dichtgaande deuren te wringen.
Hijgend sta ik in de trein. De eerste gedachte die door mij heenflitstgaat is: ik heb het gehaald!
Even later zit ik in een drukke coupé. Ik doe even mijn ogen dicht om mijn gedachten op orde te krijgen. De dag die achter mij ligt flits door mijn hoofd. Ik open mijn ogen en kijk uit het raam. Het landschap flitst flitsend voorbij.
De coupé is vervult met geroezemoes. Typisch geluid eigenlijk, realiseer ik me. Tegenover mij zit een man onverstoorbaar een krant te lezen. Ik probeer wat mee te lezen van de voorkant, maar dit lukt niet erg. Mijn oren Ik vang het geluid van een discman op. Ik kijk even rond waar het geluid vandaan komt. Al snel heb ik het gevonden, Aan de andere kant van het gangpad zit een jongeman die zichtbaar geniet van zijn muziek. Zijn ogen zijn gesloten, zijn hoofd wiegt zachtjes mee op het ritme. Op zijn gezicht is een tevreden trek.
Achter mij hoor ik het gejoel van een stel opgewonde kinderen, af en toe hoor ik de moeder dringend om stilte vragen, maar dit heeft geen enkel effect, sterker nog, de moeder wordt steeds bozer en drukker, waardoor de kinderen nog harder gaan praten om maar over moeders heen te komen. Ik glimlach, bij mezelf denk ik: laat die kinderen toch.
Ondertussen is mijn buurvrouw, een jongedame van tegen de twintig, een poging aan het ondernemen doen om haar mobieltje uit haar handtas te vissen. Ik kijk nieuwsgierig mee. Wat zit er toch veel in zo'n tasje zeg: spiegeltjes, make-up, een borstel, een pakje kauwgom enz. Typisch jongedames. Ondertussen gaan haar vingers over vlug over de knopjes. Ze zucht hoorbaar. Even later brengt ze het apparaat naar haar oor. Ik ben benieuwd.
'Ja, met mij' ...
'Ik ben het zat' ...
'Ja, wat denk je zelf?' ...
'Je weet het wel, vuile leugenaar' ...
'Ik maak het uit!'...
'Doe nu maar niet zo zielig, sukkel'...
'Ik wil niks meer van je weten'*tuut-tuut-tuut*
Mijn oren tuten. Wat een volume! Mensen kennen geen schaamte meer bedenk ik me, hoe durf je het zo hard te doen zo hard te telefoneren in de trein. Zo'n 40 mensen hebben meegenoten!
Daar is de contucteur. Ik laat m'n OV zien. Hij knikt en loopt verder. Even later hoor ik ver achter mij een hooglopend conflict tussen de conducteur een passagier. Nekken worden gerekt.
Ondertussen is heeft mijn oog een diepslapende man ontdekt. Mijn mond valt open van verbazing, Zijn hoofd bonkt voortdurend tegen het raam bij een beweging van de trein. Dat moet erg pijn doen, denk ik. Dat hij niet wakker wordt. Een ding weet ik zeker: morgen heeft hij hoofdpijn.
Schuin tegen over mij, aan de andere kant van het gangpad zit een zakenman. Op zijn schoot heeft hij een laptop. Zijn vingers ratelen over het toetsenbord. Tegenover hem zit een militair in uniform. Naast hem staat een grote tas. Ik vraag me af wat hij van de wereld gezien heeft. Zal hij gevochten hebben? Zal hij nu naar Uruzgan gaan of komt hij juist terug. In mijn gedachten zie ik hem thuiskomen, zijn vrouw vliegt hem om de hals, een stel kinderen springen blij om hem heen: papa is thuis! hoor ik er een roepen... Ik ben blij dat ik geen militair ben.
Even later stopt de trein, ik moet er uit. Ik stap uit en loopt peinzend richting de uitgang. De trein rijdt weg. Nog even kijk ik de coupé binnen waar ik net zat. Ik heb weer een paar mensen leren kennen, bedenk ik me.
Zo vind ik hem beter, ik heb dingen doorgestreept die volkomen overbodig zijn of raar; als je mond openvalt van een slapende man in de trein heb je vrij weinig meegemaakt, en 'hoe durf je het zo hard te doen' is gewoon belachelijk. En hoezo zit die man 'onverstoorbaar' de krant te lezen? Waardoor zou hij gestoord moeten worden?
Ook staat het raar om eerst een stukje in informele stijl te schrijven, en het dan opeens quasi-zakelijk te hebben over 'een poging ondernemen'.
Verder gebruik je erg veel zinnen met dezelfde opbouw achter elkaar, wat vervelend leest:
Op zijn schoot heeft hij een laptop. Zijn vingers ratelen over het toetsenbord. Tegenover hem zit een militair in uniform. Naast hem staat een grote tas.
Dat zijn vier ongeveer even lange zinnen achter elkaar, waarvan er drie beginnen met het aangeven van een locatie: bah.
Dit is ook raar:
zijn hoofd bonkt voortdurend tegen het raam bij een beweging van de trein
De trein is immers constant in beweging.
Nou ja, verder is het idee wel aardig.
__________________
That's what happens when you look, lady. Now you're a salt pillar, and all the deer are gonna lick ya.
|