Ik ben erg slecht met dit soort vragen
vraag 1 :
in een vaas zitten acht rode, twee witte en 10 groee knikkers
A) Leerling A pakte met terugleggen zes keer een kniker uit de vaas.
X is het aantal rode knikkers dat ze hierbij pakt. Geef N en P en bereken P(X= 4 ) in vier decimalen naukeurig.
B ) Leerling B pakt met terugleggen twaalf keer een knikker uit de vaas. Y is het aantal niet witte knikkers dat hij hierbij pakt. Geef N en P en bereken P(y = 10) in vier decimalen nauwkeurig.
C) leerling C pakt zonder terugleggen vier knikkers uit de vaas. Z is het aantal groene knikkers dat ze hierbij pakt. is Z binominaal verdeeld ? ( nee )
Vraag 2 :
De kans dat een basketballer een vrije wordt mist is 10% deze speler mag tijdens een wedstrijd tien vrije worpen nemen. wat is de kans dat hij twee keer mist ?
Vraag 3 : van een medicijn is bekend dat het bij 70% van de patienten aan wie het wordt toegediend, een positief effect heeft. Bij de overige 30% heeft het geen effect. het medicijn wordt aan zes personen toegediend. Hoe groot is de kans dat het medicijn bij precies 4 personen effect heeft?
vraag 4 : Er wordt 30 keer met een zuivere dobbelsteen gegooid bereken de kans dat :
A ) er precies 5 keer een zes geworden wordt
B ) bij alle worpen een oneven aantal ogen boven komt
C ) bij precies 10 worden je 1 of 2 ogen vindt.
........ IK snap het niet dus een uitleg zou ik echt fijn vinden! dankje wel alvast