1. Gegeven is f(x) = 2ax+b-12
Bereken a en b in het geval de grafiek van f
1: de x-as in het punt B(-4,0) snijdt en de y-as in het punt C(0,40)
Je weet dat B(-4,0) en C(0,40) op de grafiek van f liggen, dus -8a+b-12 = 0 en b-12 = 40, dus b = 52 en -8a+40 = 0, dus hieruit is a te berekenen.
Gegeven zijn f(x) = ax+3a-12, g(x) = 6x-18 en h(x) = -2x-6
bereken a in het geval:
2: de grafieken van f en g hetzelfde snijpunt met de x-as hebben
3: de grafieken van f, g, h hetzelfde snijpunt met de x-as hebben
2 Bereken eerst waar de grafiek van g de x-as snijdt. Vul deze waarde voor x in in f(x) = ax+3a-12. Uit f(x) = 0 vind je dan de waarde voor a.
3 Merk op dat de grafieken van g en h nooit hetzelfde snijpunt met de x-as kunnen hebben. Je kunt echter wel nagaan voor welke a de grafieken van f en h hetzelfde snijpunt met de x-as hebben.
De lijn P is de verticale lijn door het punt Q(2,0). De lijn P snijdt de grafiek van f in het punt A en de grafiek g in het punt B zo, dat AB=14
4: bereken voor welke a dit het geval is. let op, er zijn twee nogelijkheden
Lijn p is de lijn met vergelijking x = 2, dus A = (2,f(2)) en B = (2,g(2)). Voor de lengte van AB geldt nu: f(2)-g(2) = 14 of g(2)-f(2) = 14. Hieruit is a op te lossen.
5: de grafiek van f(x) = 1/2x+3a snijdt de x-as in het punt A en de y-as in het punt B zo, dat de oppervlakte van driehoek OAB juist 72 is. Bereken a.
Het snijpunt A vind je uit f(x) = 0 en het snijpunt B vind je uit x = 0. OA en OB zijn nu rechthoekszijden van een rechthoekige driehoek OAB met oppervlakte œ·OA·OB = 72. Hieruit is a op te lossen.
@janosch: uit aČ = 16 volgt: a = 4 of a = -4, dus je vindt 2 waarden voor a, niet 1.
__________________
"Mathematics is a gigantic intellectual construction, very difficult, if not impossible, to view in its entirety." Armand Borel
|