Held
Afgelopen zaterdag is Harry Mulisch overleden. Ik ben opgegroeid met zijn boeken en alleen daarom al is het jammer dat hij er nooit meer één zal schrijven. Tijdens m’n mondeling eindexamen literatuur ging het vrijwel alleen over hem omdat ik (in contrast met de regel ‘maximaal 2 boeken per auteur’) mijn lijst had gevuld met zijn werk. Het ging onder meer over de vraag ‘wie van de drie’ ik de beste vond, en waarom. Mijn leraar koos voor Reve, ik voor Mulisch. Blijkbaar waren we allebei nog in de veronderstelling dat literatuur een wedstrijd moest zijn.
Toen ik ging studeren is de belangstelling voor Mulisch behoorlijk afgenomen. Iemand die je een held vindt moet speciaal zijn, vandaar dat je maar een beperkt aantal helden tegelijk kan adoreren. Ik heb niet genoeg ruimte in mijn hoofd om alle bijzondere mensen tegelijk te bewonderen. De plek die hij ooit innam werd door anderen opgevuld.
Het verbaast me eerlijk gezegd hoe gemakkelijk ik m’n helden kan vergeten; hoe vluchtig de aandacht voor verwondering eigenlijk is. Zelfs als zo’n gevallen voorbeeld weer bewust onder je aandacht gebracht wordt (in een gesprek bijvoorbeeld) dan nog blijft hernieuwde interesse uit. Er laait niets op, hoogstens smeult een vleugje nostalgie nog even na.
Ik denk dat dit te maken heeft met de menselijke nieuwsgierigheid, altijd op zoek naar het onbekende. Je moet je helden nooit echt willen begrijpen, want hoe bijzonder ze ook zijn, zodra het bekende waarden zijn geworden is er geen weg terug. De bewondering brandt op, alles wat achterblijft is as.
Maar toen het nieuws in alle kranten stond, en leden van de herenclub waar Mulisch deel van uitmaakte de praatprogramma’s aandeden, toen er eindeloos interviews werden herhaald en toen ik zijn dochter onder een wolk van verdriet ook voorzichtig zag glunderen van trots, toen schaamde ik me een beetje. Er was me iets ontschoten. Nee, ik was zelfs welbewust iets verloren.
Je kan jezelf van alles over jezelf vertellen. Dat je gegroeid bent, daardoor een ander karakter kreeg met andere smaak en voorkeuren. Dat je al je oude veren hebt afgeschud. Soms is dat waar. Alleen bestaat je persoonlijkheid niet uit veren. Het is beter te vergelijken met een vacht: hoeveel haren er ook verkleuren of loslaten, de oorsprong blijft hetzelfde, de wortel blijft bestaan. En aan de bron van mijn literaire interesse staat een slanke, ietwat elitaire, maar immer aimabele man. Die verdient geen vergetelheid. Wel een herinnering in mijn hoofd. En ik weet niet ten koste van wie het gaat, maar ik heb alvast een plekje vrijgemaakt.
|