Je hebt 6 waarden op je y-as en maar 5 op je x-as ik neem even aan dat die laatste 10^9 moet zijn.
Wat kan helpen bij dit soort vragen is om de punten even in een grafiekje te zetten (bijvoorbeeld in excel). Dan zul je zien dat het probleem redelijk linear is. Ondertussen neemt je x-as met een factor 10000 toe en je y-as maar met een factor 0,82 af. De verschillen in de y-as zijn dus nagenoeg te verwaarlozen ten opzichte van de verschillen in je x-as. Een lineaire vergelijking van de vorm y=ax+b zal dus een hele kleine a hebben (met andere woorden, je x-afhankelijkheid zal heel klein zijn.) Hierdoor maakt het weinig uit welke vergelijking je gebruikt omdat je x-afhankelijkheid altijd klein zal zijn en dus de constante waarde de hoogste bijdrage levert. Dus is het dan sowieso het makkelijkst om voor een linear verband te gaan (zeker als dat ook met het plaatje klopt).
Om het lineaire verband te bepalen kun je drie dingen doen: Een computer-programma (bijvoorbeeld origin) laten fitten en zo de vergelijking krijgen, de kleinste-kwadraten-methode handmatig toepassen (veel werk en hetzelfde als wat het computer-programma zal doen), of je kunt de gemiddelde richtingscoefficient (a) bepalen door voor elke 2 punten

te bepalen en b te bepalen door de lijn door een punt te laten gaan.
__________________
Mathematicians are like Frenchmen: whenever you say something to them, they translate it into their own language, and at once it is something entirely different