Bij het lezen van een boek kom je soms, of vaker, een zin tegen die je bijblijft. Een zin die je na het lezen nog een keer herleest, en nog eens, en stiekem jaloers bent dat je zelf die zin niet bedacht hebt.
Een zin die ik nooit heb losgelaten, vanwege het concept en hoe het de moraal van het boek omvat, is:
- 'Een kind op een strand pakt een handvol zand en gooit het weg. Hoe groot was de kans dat die zandkorrels nog eens bij elkaar zouden komen voor een handje zand? Nul. Maar hoe groot was dan duizend jaar geleden die kans geweest? Ook nul. Toch waren ze bij elkaar gekomen. Er was iets gebeurd wat niet had kunnen gebeuren. Zo was het met alles.' [Tim Krabbé - de grot]
- En bij het lezen van een artikel over Harry Mulisch las ik nog twee citaten die me bijbleven, vanwege de mooie beeldspraak:
- Buitengaats rekte de nacht zich loom uit, en de stilte in het huis, het was of ook zij in een leunstoel zat, geduldig en met over elkaar geslagen benen. Zo zaten zij tegenover elkaar, de heer Tiennoppen en de stilte. [Harry Mulisch - Het mirakel]
Haar begrip hing in kringen om haar ogen, holde haar wangen uit, stond in flessen en potjes en buisjes naast haar bed. [Harry Mulisch - Het stenen bruidsbed]
Ik ben benieuwd welke zinnen jou zo geintrigeerd hebben, en waarom.
|