Misschien helpt het als je een iets specifiekere vraag stelt over wat je precies niet snapt?
Het bestuur in de gouden eeuw was in ider geval heel bijzonder: Alle 7 provincies hadden een eigen bestuur, waarin ze bijna alles konden regelen: rechtspraak, belasting, 'politie' etc.
Deze dingen werden in de gewestelijke Staten besloten.
Binnen de provincies hadden de steden ook veel zelfbestuur, dat was in handen van de vroedschap, oa de burgmeester.
Alleen over zaken die het landsbelang aangingen moesten de 7 provincien samen beslissen, dat ging dan over buitenlandse zaken, wat neer kwam op de oorlog. Dan stuurde elke provincie een afgevaardigde naar de staten-generaal, die daar samen over stemden.
Deze zaken werden geregeld door 2 belangrijke personen; de stadhouder en de raadspensionaris.
De stadhouder (een van Oranje) was bevelhebber van vloot en leger, en de raadspensionaris ging over de andere (politieke) zaken.
Bekendste stadhouder en raadspensionaris waren Maurits en van Oldebarnevalt.