| 
		
		O lief dichtwerkPas op dat jij niet schaadt terwijl
 jij baten wil of moet - zo zoet
 gedwee ben jij (mijn) lam? Heb jij een
 kans of ben je onbegaafd reeds als een
 zuigeling - onbegraven
 hopen woorden op wat zand
 is er een plaats vaccant? verstrooid
 uit mijn vingertoppen komend, stromend
 tussen regels
 of ben ik nu onbeschaafd? Maar
 ongehavend tonen strak geharkte
 woorden de verwarring van mijn
 aard en - is het dan niet
 waar: Hoe kan het water van de
 waarheid - nu wat vlekken op
 papier - en ooit stromend langs
 ontkleurde wangen jouw gehate
 dichter nu ooit schaden?
 
 Je vroeg om mij,
 wel, hier ben ik dan.
 |