Oke, de titel is misschien een beetje vaag, maar zo had ik het snel in word genoemd.
Ik heb nu een stukje geschreven in een andere stijl dan die ik normaal heb (denk ik). Niet erg lang over het stukje gedaan, maar ik vraag me af wat jullie hiervan vinden.
Het kan natuurlijk zo zijn dat dit helemaal niks is, maar ik wil gewoon verschillende stijlen uitproberen.
Het is trouwens wel de bedoeling dat ik het afschrijf; als kort verhaal.
Meningen zijn erg welkom

:
Misschien niet het ideale moment om dit op te schrijven, maar ik moet het er maar mee doen. Stomdronken zou ik niet willen zeggen, maar wel zo aangeschoten dat ik mijn pen niet meer zonder bibberen kan vasthouden. Misschien verhoogt dat wel weer de waarde van het verhaal, omdat je nu ook de toestand van de schrijver kan zien in plaats van alleen te lezen.
Maar genoeg over dat. Ik dwaal af.
Het is nu zaterdagochtend, ik schat ongeveer vijf uur. Ik zit achter mijn bureautje op mijn te kleine kamer verlicht door mijn leeslamp.
Hoe kan op zo’n moment een goed verhaal worden geschreven, vraag je je misschien af. Ik in ieder geval wel. Toch zal ik het proberen, want ik moet, nee ik wíl het opschrijven.
Het verhaal van afgelopen avond en nacht.
Heb ik je al nieuwsgierig gemaakt? Dat moet wel, want het is verdomd interessant.
Gisteravond moest het een waarom-leef-ik-eigenlijk-avond worden. Ik was al geheel in de stemming, want ik had ruzie met mijn beste vriend om iets totaal onbelangrijks en mijn cijfers op school waren zo ongeveer op hun dieptepunt. Maar het werd me niet gegund om stil en eenzaam op mijn kamer te gaan zitten. Door mijn kamerraam zag ik een auto aan komen rijden die ik op dat moment liever niet had gezien: de auto van mijn oom en tante.
O, het zijn geen verschrikkelijke mensen hoor (het komt in de buurt), maar hoe moet ik het zeggen… Ze zijn zo, aanwezig en bemoeiziek. Als ze hier komen lijkt het altijd wel alsof mijn moeders zus mijn moeder op een fout wil betrappen. En ik, die net mijn tussenrapport had ontvangen met niet van die heel geweldige cijfers, wilde mijn moeder de triomf op haar zus' gezicht besparen als ze mijn rapport zou vergelijken met die van haar eigen zoon. Ja, want zo was ze precies.
Natuurlijk vluchtte ik ook uit eigenbelang, maar dit was wel een heel mooi en nobel excuus. Ik vluchtte, ja. Via de achterdeur glipte ik ongemerkt weg toen iedereen in de gang stond en ik mijn oom al bulderend hoorde lachen.
Voordat ik er vandoor ging had ik gelukkig mijn jas van de kapstok gegrist, want het was behoorlijk koud buiten. Ik liep het tuinpaadje uit en besloot naar de haven te gaan. Het waarom in die beslissing is niet zo erg interessant, want ik woon nu eenmaal in een havenstadje, die, op de haven na, net zo ingeslapen is als elk ander gehucht.
Door de kou waren niet veel mensen buiten, op een paar jongeren op brommers na die joelend me voorbij reden. Mijn stemming bevond zich nog steeds op een dieptepunt.
Terwijl ik stenenschoppend verder liep merkte ik verder niks van de omgeving om mij heen. Dat is misschien de reden dat ik alleen de jongeren op de brommers had opgemerkt, want later bleek dat er wel degelijk veel mensen op de been waren.
Mijn aandacht werd uiteindelijk toch getrokken door het lawaai dat van de haven afkwam. Voor zover ik kon zien was die verlicht door een groot vuur dat er brandde (ik had op zijn minst kunnen ruiken dat er wat aan de hand was) en stond er een massa mensen omheen. Tegen de huizen stonden fietsen geparkeerd en even verderop zag ik de brommers staan die me even geleden voorbij waren gereden.