|
D, t, en dt in de Nederlandse spelling
d, b en g aan het eind:
De klanken t, p, ch aan het eind worden geschreven als d, b, g, als er verwante (vervoegde of verbogen) woorden zijn waarin wel de d, b, g klinkt.
Paard, want: paarden
Ik heb, want: we hebben
jij hebt, want: we hebben
ze ligt, want: ze liggen
(het ligt op tafel, maar: het licht schijnt op tafel)
Dit principe is echter niet toegepast bij s/z en f/v:
Het huis, de huizen.
Het lijf, de lijven.
t achter persoonsvormen:
Dit is ALTIJD een t, nooit een d.
Komt voor bij de 2e persoon enkelvoud als de persoonvorm erachter staat:
Jij loopt, jij gebeurt, jij wordt, jij vindt.
Maar:
Loop jij, gebeur jij, word jij, vind jij.
En bij de 3e persoon enkelvoud:
Hij loopt, hij gebeurt, hij wordt, hij vindt
Zij loopt, zij gebeurt, zij wordt, zij vindt
Het loopt, het gebeurt, het wordt, het vindt
De klok loopt, enz.
ALLEEN tegenwoordige tijd, niet verleden tijd:
Hij liep, hij gebeurde, hij werd, hij vond
De t komt er ook als er al een d stond (die als t klinkt):
ik word, word je, jij wordt, zij wordt, het wordt.
Dit principe wordt echter weer niet aangehouden bij een t die
er al stond en als t klinkt:
ik laat, maar niet: jij laatt, hij laatt.
(Zo is het ook niet "iets viess", terwijl het wel "iets vuils" is).
Voltooid deelwoord:
Hierbij is altijd een hulpwerkwoord hebben, zijn of worden betrokken. (soms kunnen, moeten: het moet gezegd);
Er wordt verteld, het is gebeurd, ik heb gezegd, het is gemaakt.
Of aan het eind een t of een d staat, hangt ervan af of de laatste letter van de stam een zachte of harde klank is.
Zachte klanken zijn minder scherp, bijvoorbeeld z, v, d, b, r, n, m, ng.
Sommigen maken ze ook stemhebbend, d.w.z de stembanden trillen mee. Bij n, m en ng doet iedereen dat.
Harde, stemloze klanken zijn s, f, t, k, ch.
Ezelsbrug: 't kofschip.
Zich verlieven, dus: verliefd.
Verhuizen, dus: verhuisd.
Gebeuren, dus: gebeurd.
Maken, dus: gemaakt.
Bepalend is de stam, losgehakt uit het oorspronkelijke werkwoord. Door eerdergenoemde inconsequentie komt er soms toch een d achter een kofschip-letter, zoals in verliefd en verhuisd.
Let op het verschil tussen het voltooid deelwoord, en de persoonsvorm:
Het gebeurt nu, daarna is het gebeurd.
Hij vertelt het nu, daarna heeft hij het verteld.
Hij zegt het, zoals hij het steeds al heeft gezegd.
Hij zegt het, zoals al eerder gezegd.
"De verteller verteld", is de titel van een boek van Harry Mulisch, waarin iets wordt verteld over een verteller. Dat is iets anders dan "de verteller vertelt", waarin een verteller iets vertelt.
Verleden tijd van zwakke werkwoorden:
Achtervoegsel te of de (ten of den in het meervoud), afhankelijk van 't kofschip:
lachte, verhuisde.
Als er al een d of een t staat, wordt die verdubbeld:
Hij praatte, laadde.
(Verhuisde wordt uitgesproken als verhuizde, en dat zou ook morfologisch de juiste spelling zijn, omdat het ook "verhuizen" is.
Evenzo zou "verdoofde" volgens mij, om consequent te zijn, als "verdoovde" moeten worden geschreven. Maar men heeft anders besloten).
|