.
‘In Schotland was ik ooit,’ zegt hij.
Zonder op een reactie te wachten, gaat hij verder. ‘Dat ligt in Europa, nog boven Engeland… We kwamen aan met de boot die ons naar IJsland moest brengen. De kapitein had daar een afspraak om honderd ganzen af te zetten, die zouden worden geslacht voor een of ander feest. Hoe dan ook: de ganzen maakten er een rommel van op de boot! Zij poepten en plasten het benedendek vol en dat bracht een ondragelijke stank met zich mee. De kapitein besloot aan land te gaan, zodat de boot kon worden schoongemaakt. We meerden aan in Edinburgh. De mooiste en oudste stad van Europa, heb ik mij laten vertellen. Daar stonden kastelen, ik zal je vertellen… je hebt nog nooit iets mooiers gezien. Hoog bovenop een berg bouwen ze zo’n imposante burcht van stenen, met muren honderd keer zo dik als de muren van mijn huis!’
Er klinkt een zucht van ongeloof onder de dorpelingen. Sommigen proberen zich de kastelen in Schotland voor te stellen, maar je het onbekende voorstellen is als het proberen te doorgronden.
Pepe strekt inmiddels zijn benen en zegt lachend: ‘We bleven uiteindelijk een maand, ook al was de boot al na twee dagen schoon. Het was erg koud in Schotland, jullie hebben geen idee. Het regende hele dagen en ik droeg een trui die tot aan mijn kin reikte! We sliepen boven een cafe, waar we tot diep in de nacht dronken werden. Soms gingen we achter de vrouwen aan, maar eigenlijk hield ik daar niet van. Een week voordat we naar IJsland gingen, wandelde ik alleen door het mooiste park van de stad. Het was eindelijk gestopt met regenen en er hing een indringende geur boven de stad.. Het park stond vol met bloemen die aanvankelijk bogen onder de last van regendruppels, maar gaandeweg de dag opleefden. De bloemen die ik daar zag, heb ik hier nooit gezien. Ze waren niet mooier, maar anders. Nieuwere kleuren, mij totaal onbekend. Ik ging op een bank zitten in het park en bekeek de bloemen. Ik ging er zo in op, dat ik het niet merkte toen er een vrouw naast mij kwam zitten. Plotseling tikte ze op mijn arm en vroeg: ‘Vind u ze mooi?’
Ik schrok en knikte, waarna ik de vrouw opnam. Ze was niet ouder dan vijfentwintig en had donkerbruin haar. Het gaat te ver om te zeggen dat er een engel op haar schouder moet hebben gezeten, maar ze straalde meer dan ik ooit een vrouw had zien stralen! Op slag werd ik verliefd op haar en zij op mij. Ik aarzelde niet en nam haar mee naar het cafe waarin wij overnachtten. We bleven heel de nacht wakker en praatten totdat de zon opkwam. Het was heerlijk.’
Pepe stopt een moment, sluit wederom zijn ogen en zucht diep.
‘En toen?’ vraagt Benitez Carballo, de mandenvlechter. ‘Wat gebeurde er toen, Pepe?’
Er komt geen antwoord.
Benitez staat op en klopt Pepe op zijn schouder. De oude man opent verbaasd zijn ogen en vraagt geschrokken. ‘Wat is er aan de hand?’
‘U viel in slaap,’ antwoordt Benitez. ‘Midden in uw verhaal.’
Pepe rekt zich uit en moppert op zichzelf. Daarna vraagt hij: ‘Waar was ik gebleven?’
‘De dame,’ zegt Benitez. ‘Die prachtige dame.’
|