Er zijn twee mogelijkheden:
Mogelijkheid A
640/2= 320
320/2= 160
160/2= 80
Dit zijn drie stappen dus: 6.00 uur / 3= 2 uur voor iedere stap. Dit wil zeggen dat de halveringstijd 2 uur is.
Mogelijkheid B
Uitleg (is overigens meer wiskunde dan natuurkunde):
Ik ga tijdseenheden van 10 seconden gebruiken (dus na 10 seconden geldt t=1). Dit wil zeggen dat na 6 uur geldt t=2160 (reken maar na).
Je moet eerst de groeifactor berekenen. Dit doe je door 80 te delen door 640. Dit is: 0,125. Dit is de groeifactor per 2160 tijdseenheden. De groeifactor per 1 tijdseenheid is dan: 0,125
(1/2160). Ik gebruik de formule N = b · g
t, waarbij b in dit geval totaal onbelangrijk is. g = groeifactor = 0,125
(1/2160). Je moet N gelijk stellen aan 0,5 (je wilt immers de halveringstijd weten). Je houdt dan over: 0,5 = (0,125
(1/2160))
t. Na het oplossen van deze vergelijking kom je uit op t= 720. Dit zijn dus 720 stukjes van 10 seconden, dus 120 minuten, dus 2 uur

.