Advertentie | |
|
![]() |
||
![]() |
Citaat:
we gaan nu 25 x 10^-3 x 0,5 = 0,0125 mol Na2CO3 neutraliseren. CO3 2- reagert met HCl in de verhouding 1 : 2 dus voor iedere CO32- zijn 2 HCl-tjes nodig, want HCl is te schrijven als H3O+ en Cl- omdat het een sterk zuur is. dus omdat we 0,0125 mol CO3 2- hebben, hebben we 0,0125 x 2 = 0,025 mol HCl nodig. dus de concentratie van de HCl oplossing waarme we hebben getitreerd is dus 0,025 / 26,8 x 10^-3 = 0,9328358209 M (het aantal mol H3O+ zit dus in de 26,8 mL) maar deze was 10 x verdund, dus de originele oplossing heeft een 10 x zo hoge molariteit --> 9,3 M @mathfreak: een geconcetreerde HCl-oplossing van 0,23 M bestaat niet --> een geconcentreerde oplossing is boven de 6 M H3O+ Laatst gewijzigd op 26-09-2004 om 14:21. |
![]() |
||
![]() |
Citaat:
![]() 25 x 0,5 mmol CO3 2- reageert met 50 x 0,5 mmol HCl. 50 x 0,5 is niet hetzelde als 25 x 0,25 hoor --> dat moet zijn 25 x 1 of 100 x 0,25 verder hou je geen rekening met 10 x verdunning in het begin. |
![]() |
||
Citaat:
__________________
"Mathematics is a gigantic intellectual construction, very difficult, if not impossible, to view in its entirety." Armand Borel
|
![]() |
||
![]() |
Citaat:
we gebruiken de algemene gaswet voor dit vraagstuk: p * V = n * R * T we berekenen hierin n, het aantal mol gas, in dit geval zuurstof: n = (1030 x 10^2 * 100 x 10^-6) / (8,3145 x 293) = 0,0042279853 mol zuurstof. we zien in de reactievergelijking dat de verhouding KClO3 : O2 1 : 1 is en dus dat 1 mol kaliumchloraat 1 mol zuurstof produceert. we hebben dus 0,0042279853 mol kaliumchloraat nodig. rekenen we dit nog even om naar g: 0,52 g kaliumchloraat. Sander |
![]() |
||
![]() |
Citaat:
--> een gas heeft bij 273 K een volume van 22,4 L mits er standaarddruk heerst en dat is hier niet het geval. |
![]() |
||
Citaat:
__________________
"Mathematics is a gigantic intellectual construction, very difficult, if not impossible, to view in its entirety." Armand Borel
|
![]() |
||
![]() |
Citaat:
|
![]() |
|
|