Zette ik je in een hemels witte ronde hal neer,
waar de vibraties van je bijtend geschreeuw,
hoger en breeder dan ooit zouden spreiden
(waar ik vooral geen enkel woord van je zou begrijpen).
Mijn antwoord lag dan al op jouw lippen,
en het antwoord daarop al op jouw tong.
Maar de grijsgroene kelder is zo nat als dat hij koud is.
We zien alles dat ouder aan het worden is.
Ik hou de muur vast alsof hij een deur aan het worden is.
Ik mis. Niet veel, maar ik kan het nergens vinden.
Zette ik je in de grootste, rondste, mooiste hal neer.
Dan riep ik: kijk omhoog! De echo van je gespuug dwaalt af.
En ik dans in de regen van ondergang.
Dan riep ik : je afkeer klinkt uitnodigend.
En ik dreef in de regen uit het kelderraam.
Laatst gewijzigd op 05-08-2005 om 15:30.
|