Advertentie | |
|
![]() |
|
![]() |
Ik heb weer een opgave waar ik niet uitkom:
Een plant heeft als genotype AabbCcDD. Na zelfbestuiving onstaan uit deze plant 3264 zaden. Uit deze zaden ontwikkelen zich planten. - Hoeveel van deze planten zullen naar verwachting het fenotype bezitten waarin de allelen C en D tot uiting komen? De uitwerking vermeldt: 3/4 x 1 = 2448 planten het fenotype bezitten waarin de allelen C en D tot uiting komen. Ik begrijp niet hoe ze tot deze uitkomst zijn gekomen, iemand? Ook deze nog: - Hoeveel van deze planten zullen naar verwachting het fenotype bezitten waarin de allelen a, b en c tot uiting komen? Die kans is te berekenen met: 1/2 x 1 x 1/2 (Aa, b = 1, want alleen bb, en uit Cc is de kans voor c 1/2). Het antwoordenboekje geeft:1/4 x 1 x 1/4 = 204 planten. En ik begrijp ook deze berekening niet? De kans op het recessieve allel is toch 1/2 bij Aa en ook 1/2 bij Cc? |
![]() |
|
Volgens mij zit het 'em in het stukje 'tot uiting komen'. Een recessief allel komt in principe alleen tot uiting bij een homozygoot genotype (bv. aa); immers, bij heterozygotie (bv. Aa) zal het dominante A tot uiting komen in het fenotype en niet het recessieve a.
Voor die eerste vraag: Cc x Cc geeft als mogelijkheden: CC, Cc, Cc, cc. Hier zal C dus in 3/4 van de gevallen tot uiting komen. DD x DD geeft altijd DD in de nakomelingen dus D komt in 100% van de gevallen tot uiting (kans van 1). De kans dat C en D allebei tot uiting komen is dan 3/4 x 1 = 3/4. Tweede vraag: Aa x Aa geeft 1/4 kans op aa en dit is de enige situatie waarin het recessieve allel a tot uiting zal komen. Hetzelfde geldt voor c. |
Advertentie |
|
![]() |
Topictools | Zoek in deze topic |
|
|