Hallo luitjes,
Oplossingen van ijzer(II)zouten krijgen na toevoeging van orthofenantroline een dieprode kleur. In de formules in deze opgave wordt ortho-fenantroline aangeduid met fen.
De dieprode kleur wordt toegeschreven aan de aanwezigheid van het complexe ion Fe(fen)3 2+
Fen wordt gebruikt om het ijzer(II)gehalte van grondwater te bepalen. De intensiteit van de rode kleur is dan een maat voor de ijzer(II)concentratie, echter alleen als de voorwaarde wordt voldaan dat alle of nagenoeg alle ijzer(II) als Fe(fen)3 2+ aanwezig is.
Om het ijzer(II)gehalte van een monster grondwater te bepalen, wordt hiervan 5.00 ml gepipetteerd.
Mbv een bufferoplossing wordt de pH op 3.5 gebracht.
Vervolgens wordt een grote overmaat, namelijk 6 mmol fen toegevoegd, waarna de oplossing met gedestilleerd water tot 100.0 ml wordt aangevuld.
Het fen is in deze oplossing vrijwel geheel omgezet in in H(fen)+, het geconjugeerde zuur van fen.
In de oplossing stelt zich het volgende evenwivht in:
Fe2+ + 3 H(fen)+ --> Fe(fen)3 2+ + 3 H+
Van dit evenwicht is K= 2.5*10^6
N u wordt er gevraagd waarom de pH van de oplossing niet te laat mag zijn.
Dat is toch omdat anders niet alle Fe2+ wordt omgezet, of is dat een denkfout ofzo?
Verder wordt er ook gevraagd hoe je door berekening kan laten zien dat in de gemaakte oplossing met pH=3.5 al het ijzer(II) als Fe(fen)3 2+ aanwezig is.
Groetjes
|