'Voor het scherp zien van een punt in de ruimte moeten de lichtstralen die van dat punt uitgaan, weer als één punt op het netvlies samenkomen. Een voorwerp in de ruimte (op te vatten als een verzameling punten) wordt omgekeerd en verkleind op het netvlies afgebeeld. Dit netvliesbeeld vormt de eigenlijke prikkel voor de zintuigcellen. Voor de vorming van dit beeld is een lenzensysteem nodig met vrij groot brekend vermogen. Dit brekende of dioptrische systeem wordt gevormd door hoornvlies en lens. Het licht passeert de volgende media en gekromde scheidingsvlakken: lucht-voorzijde hoornvlies-hoornvliessubstantie-achterzijde hoornvlies-het vocht in de voorste oogkamer-voorzijde lens-lenssubstantie-achterzijde lens-glasachtig lichaam. Het verschil in brekingsindex tussen lucht en voorzijde hoornvlies is het grootst, zodat hier de sterkste breking zal optreden. Het gehele brekende systeem van het menselijke oog heeft een sterkte van ca. 60 D (D = dioptrie). Zie ook oogaandoeningen.
Adaptatie van het oog is het vermogen van het oog zich aan te passen aan wisselende lichtsterkten. Men onderscheidt twee vormen:
a. Donkeradaptatie, aanpassing van het oog bij overgang van licht naar duisternis. Daarbij wordt het oog gevoeliger voor lichtprikkels; de toeneming van de lichtgevoeligheid verloopt in de eerste 5–10 minuten langzaam, daarna snel. Na 20–30 minuten verblijf in het donker is de lichtgevoeligheid bijna maximaal, hoewel ze nog enige tijd zeer langzaam blijft toenemen. Deze adaptatie berust op een verhoging van de gevoeligheid van de staafjes in het netvlies, gebaseerd op fotochemische processen in de stof rodopsine (staafjesrood). Indien de donkeradaptatie gestoord is, ontstaat slecht zien in schemering en duisternis: de nachtblindheid.
b. Lichtadaptatie, aanpassing van het oog bij een overgang van duisternis naar licht. Een oog dat vanuit het donker plotseling blootgesteld wordt aan scherp licht, geraakt verblind en kan gedurende de eerste ogenblikken niet helder zien. De snelheid van deze lichtaanpassing is afhankelijk van de lichtsterkte; ze geschiedt in de eerste seconden zeer snel, na 20 seconden veel langzamer. Na 30 minuten is de adaptatie vrijwel beëindigd. Zelden is de lichtadaptatie gestoord: dagblindheid (slecht zien in licht, en goed in donker); deze trad vooral op bij mijnwerkers die leden aan oogsidderen (nystagmus).'
__________________
Jacob lovesss you
|