De nacht werpt een glimlach op mijn schouders. Ik doe alsof ik het niet zie en kijk naar boven om een ster te vinden die mij troost kan bieden. Tevergeefs, het wolkendek verbiedt mij te vluchten. Vlug keer ik mijn hoofd naar de grond, in de hoop dat de lucht mijn zwakheid niet heeft opgemerkt. Ik vergeet dat ook de grond ogen heeft. Een verdort eikenblad waait langs mijn voet, gevolgd door restjes die niet meer herkenbaar zijn. Ben ik één van hen? Plots zet te wind op, ze schreeuwt, je lange, bruine haren strelen mijn gelaat. Het ruikt lekker, maar dat zeg ik niet. Ik kijk weer op, ontwijk je ogen. Die diepe, bruingroene ogen. Ze namen mij mee naar dit bos en ik weet dat ze mij hier nooit meer weglaten. Op je wang haast een traan zich om van je gezicht te springen.
Opeens neem je het lichtbruine bloesje dat we vorige week samen zijn gaan kopen op van de grond. Je wrijft de stofresten er zorgvuldig af zodat het lijkt alsof er niets mee gebeurd is. De wind neemt ze mee. Ik draai me om terwijl je het terug aandoet. Voor me ligt een kuil, omgeven door een muur van gebladerde. Hij is gemaakt door onze naakte lijven, als een sneeuwengel. Mijn blik glijdt over het slagveld. Ik zie veel onherkenbare stukjes gebladerde, ver verspreid van elkaar, omgeven door leegte. De wind zet weer op, een verdort eikenblad vliegt voorbij mijn hoofd. Ik kijk het na, zie het in de nabijgelegen vijver vallen. Het water probeert weg te vluchten, tevergeefs.
Later die avond, omstreeks twee uur ’s nachts, zit ik in mijn fauteuil uit het raam te staren. Ik vraag me af wat jij nu aan ’t doen bent. Een naar gevoel overvalt me bij het besef dat jij je die vraag nooit zou stellen. Mijn lichaam voert me mee naar de koelkast. Ik neem de halflege fles Spa en een glas dat we gratis hebben gekregen bij aankoop van twee bakken Cola. Ik schenk het water uit en drink het op. Het is koud, te koud. Blijkbaar heeft iemand weer aan de instellingen van de koelkast geprutst. Ik slaak een diepe zucht en ga terug naar boven. Daar draai ik de kraan van het bad open, zet het water op koud en doe de stop van de badkuip dicht. Mijn spiegelbeeld staart me aan, vertelt wat ik moet doen en draait terug weg. Dan doet hij zijn T-shirt en schoenen uit en gooit ze op de grond. Voor ik mijn broek uitdoe ga ik met mijn hand in mijn linkerbroekzak en neem er iets uit. Ik en mijn spiegelbeeld kijken samen naar het verdorde eikenblad. Ondertussen is het bad al volgelopen. Ik knijp mijn hand dicht en verbrokkel het blaadje. Daarna strooi ik de restjes uit over het wateroppervlak en draai ik de kraan dicht. Het is tijd. Mijn spiegelbeeld kijkt me aan, glimlacht een laatste maal en knikt gedag. Hij doet mijn broek uit en stapt, samen met mij, in het bad. Ik zie hem nog net schrikken van de kou en leg me daarna neer in het koele water. Mijn rechterhand beweegt naar het kastje waar het laatste blaadje op ligt dat ik ooit zal zien. Voorzichtig pakt ze het vast met behulp van haar duim en wijsvinger. Mijn hoofd gaat onder het water. Ik kijk toe hoe mijn rechterhand naar mijn linkerpols beweegt en er een rode streep op tekent. Daarna wisselt het blaadje van hand en tekent deze een rode streep op mijn rechterpols. Luchtbellen stijgen op, samen met de verdofte geluidstrillingen van mijn geschreeuw. Mijn armen ploffen in het water, het blaadje ook. Het leven stroomt uit mij, ik merk er echter niets van. Het water wordt rood, mijn zicht wazig. Het laatste dat ik zie zijn de onherkenbare restjes van het eikenblad die boven mij drijven. Ik voel een laatste glimlach door mij heen sleuren. Blijkbaar was ik toch niet zoals hen.
Edit: Tekst gewijzigd + topictitel gewijzigd.
__________________
Do you remember when we were transparent?
Laatst gewijzigd op 07-04-2005 om 10:57.
|