Het was als een film. De allereerste binnenles. Softtennis en badminton. Het was een goeie mogelijkheid om mijn zelfvertrouwen op te krikken. Het was voornamelijk een goeie mogelijkheid om flink bezweet te raken. Oftewel: VERPLICHT douchen na afloop. Daar heb ik sowieso al een hekel aan. Ik zou er die dag nog een reden bijkrijgen om het te haten.
“Zie dat! We hebben een isla-mietje in de klas!” Traag ging mijn blik van de betegelde muur naar mijn eigen kruis. Ik wist wat ik daar te zien zou krijgen.
Fel keek ik toen naar Dimitry, die hoonlachend stond te kijken. “Of ben je soms joods?” Vreemd, dat niemand dacht aan medische ingrepen. Niet dat het bij mij het geval was. “Ik ben joods.” zei ik. Toen wist ik nog niet wat ik aan Dimitry had.
Iedereen zegt altijd dat op het VWO heel weldenkende mensen zitten. Als dat zo is is Dimitry de uitzondering die de regel bevestigt. Hij is een neo-nazi. En wel een die zijn geschiedenis kent. In het begin had ik niet eens zoveel last ervan. Het werd moeilijker toen hij Daan, Jonathan en bijna ook nog Jonas, meetrok. Flauwe geintjes werden er gemaakt, met de uitwisseling in Belgie werd mijn bord volgegooid met ham, maar tot zo ver was het draagbaar.
Onderhand begon Dimitry Hitlerredevoeringen na te praten, en stoere verhalen te houden over zijn scoutinggroep vol blondharigen en blauwogigen. Toen Jonas en ik eens een potje tafeltennisden, kwam er een uitbarsting. Ik stond op dat moment met 5-2 voor, en Jonas kon eens een dagje niet tegen zijn verlies. Oftewel, ik was volgens hem een moederskindje. Toen riep ik hem toe dat hij een afdelingsverrader was, wel begrijpend op wat hij gedoeld had. Of beter, op wie. En dat dat niet mijn moeder was. Ondertussen was Dimitry langsgelopen, en die riep tegen me dat mijn moeder een stuk jodentuig was. En ik dus jodengebroed. Zoals gezegd, aan zijn ontwikkeling schort het niet. Ik sloeg hem, wild van drift. Hij sloeg terug. Meermalen. Tot ik wegrende.
Toen werd het agressiever. Dat zal ongetwijfeld veel te maken gehad hebben met het geschiedenisonderwerp Tweede Wereldoorlog. De dag dat we die pta terugkregen viel de bom. Ik had een 8,5. Dimitry en zijn maatje een 3,2 respectievelijk 2,4. De ironie draaide in mijn hoofd, moest eruit. “Sieg Heil!”
Het weergalmde. De mond van Marijnen vertrok, alsof hij twijfelde tussen in de lach schieten en wegrennen hier. Hij was wel al wat gewoon van mijn humor, maar dit toch niet. Dit was linke soep. Geen erwtensoep.
Dat bleek ook wel. Na de les bleef ik iets langer in het lokaal omdat ik nog wat moest nabespreken van het pta. Toen ik buitenkwam was er niemand meer, behalve Dimitry en Sibren. Ik keek ze aan. IJskoude blikken. Ik probeerde weg te rennen, naar beneden. Als ik logisch had nagedacht was ik terug het geschiedenislokaal ingegaan. Nu rende ik de trap af, maar Dimitry haakte me pootje, en ik koppeltjeduikelde de rest. Over die trap: Die is uit stenen gehouwen en eindigt op een stenen vloer. Ik kwam dus niet erg prettig terecht. Daarbovenop kwam nog, dat onderaan de twee pestkoppen stonden, die hun werk wel eens zouden afmaken. “Stuk geteisem!” Bijna moest ik nog lachen om het jiddische woord geteisem, maar een trap vol in mijn maag weerhield me daarvan. Een tweede en derde volgden. Een trap tegen mijn achterhoofd. Ik was vastbesloten geen geluid te maken. Totdat ze me in mijn kruis trapten. Toen schreeuwde ik het onbeheerst uit. Direct vloog er een deur open. Marijnen. Was hij, waakzaam, in zijn lokaal gebleven en had hij scherp geluisterd? Blijkbaar. Nooit eerder ben ik iemand zo dankbaar geweest, geloof ik. De twee vlogen weg.
Hij zucht. Kijkt me aan. “Wat is dat met jou, jongen? Meestal ben je redelijk bedachtzaam in wat je zegt, maar als een komische gedachte in je hoofd zit, vliegt die er zonder meer uit.” Ik haalde mijn schouders op. Ik wist het ook niet. Maar het was wel zo, dat was zeker.
__________________
We leven, we ademen.
|