1a
a = 9*g = v^2 / r
v^2 = r*9*g = 441,45
v = sqrt(441,45) = 21 m/s
Klopt dus.
1b
Het lijkt mij logisch dat met omwenteling gewoon 'rondje' wordt bedoeld.
Baanlengte per onwenteling: 2*pi*r = 31,41 m
Omwentelingen / s = 21 m/s / 31,41 m = 0,7 omwentelingen / s
Je antwoord klopt dus.
2
Er is een kracht nodig om de bus en de passagier de bocht om te laten gaan. De kracht op de bus wordt geleverd door de wrijving met het wegdek. Maar ook de passagier moet de bocht om. Die kracht moet geleverd worden door de bus, in dit geval door de stang en waarschijnlijk ook door de vloer. Als je in de bus een bocht maakt voel je dat toch ook? Dan moet je je ineens vasthouden.
De grootte is niet al te lastig.
De snelheid van de bus is 36 km/h = 10 m/s
F = m*v^2 / r = 70*10^2 / 15 = 4,7*10^2 N
(Flink wat, namelijk 0,7 G!)
|