Lieve ___,
“Je wilt toch een serieuze relatie met mij...?” lachte je en je lach klonk denigrerend.
Ik wilde het er verder niet over hebben. Omdat ik toch al wist hoe jij erover dacht. Als mijn vermoedens zouden worden bevestigd, had ik geen keuze meer. Dan zou er geen volgende keer zijn geweest. Dan zou je vanochtend vertrokken zijn en dan zou ik je nooit meer hebben gezien. En die gedachte is ondraaglijk.
En eigenlijk is het stom van me. Want hoeveel tijd ik het ook zal geven, je zult nooit meer voor me gaan voelen dan je nu doet. Je zou naarmate de tijd verstrijkt enkel een afkeer voor me kunnen ontwikkelen. Het zou beter zijn om niets meer van me te laten horen. Jij zou je schouders ophalen en ik zou je missen. Maar ik zou mezelf ook een afgang besparen en een hoop slapeloze nachten waarin ik maar niet zou kunnen ophouden met overpeinzen hoe ik in een dergelijk web van emoties verstrikt ben geraakt.
Als ik niets meer van mezelf zou laten horen zou je op den duur gaan bellen. Als het me zou lukken de telefoon te laten rinkelen en deze niet op te nemen, zou je me een bericht sturen. Als het me zou lukken deze niet te beantwoorden zou je héél misschien een e-mail schrijven. Als ik je ook dan niets terug zou sturen zou je het opgeven, mijn hoofdstuk afsluiten. En ik zou rouwen, op mijn kamer blijven zitten, roken en wijn drinken en wachten op het moment dat je ineens voor mijn deur zou staan.
Maar je zult niet ineens voor mijn deur staan. En zodra ik me dat realiseer, weet ik ook dat ik je nooit meer zal zien. Dat ik je zal missen. Dat je een prachtige herinnering zult zijn, met een nasmaak zó bitter dat geen enkele mond, geen enkele huid, zo zoet zal smaken als ze dat voorheen had gedaan. Langzaam maar zeker zal je geur verdwijnen uit mijn lakens, uit mijn kleren, uit mijn kamer. Langzaam maar zeker zal er nergens nog een spoor van je achterblijven en zal ik me gaan afvragen of je ooit wel hebt bestaan. Je zult een schim worden. Ik zal je aanzien voor niets meer dan een hersenspinsel.
Want ook liefdesverdriet roest. En wie weet hoe lang het zal duren? Ik zal de dagen niet tellen.
Je gaf me een roos, een vioolconcert en je lichaam. Ik gaf je mijn lichaam, mijn ziel en verse jus d’orange. En ik zou je zoveel meer willen geven. Maar mijn ziel wilde je al niet aannemen. Dus ik verwacht niet dat de rest je iets zal interesseren.
Liefs.
___
|