Plato ziet dat de mens nooit de waarheid en werkelijkheid kan kennen. Dat wil zeggen, de mens neemt waarheid en werkelijkheid met zintuigen waar, maar met die zintuigen nemen wij niet het ding zelf waar, maar een afspiegeling ervan.
Zo zien we niet een tafel, maar een reflecterend licht dat vanaf het ding onze ogen bereikt. Wij herkennen de vorm als die van een tafel, maar de tafel als zodanig kennen we niet.
Plato ziet dat achter een ding, een zuiver idee schuilgaat. Anders gezegd: er bestaan vele verschillende soorten tafels, maar alle tafels hebben gemeen dat ze allemaal tafel zijn. Die eigenschap, datgene wat de tafels hun tafel-zijn meegeeft, dus waardoor ze tafel worden genoemd, noemt Plato 'de idee'. (we noemen dat 'de' idee, niet 'het' idee).
Dat idee is de essentie van het ding, de waarheid en werkelijkheid. Met andere woorden: achter alle tafels schuilt de idee Tafel.
Zo bestaan er vele Ideëen van dingen en die zullen wij nooit kunnen waarnemen, zegt Plato. Wij kunnen niet met onze zintuigen in deze Ideëenwereld komen. Wij leven in een schijnwereld.
Dit gaat dus niet over gezichtsbedrog, maar over de menselijke onmogelijkheid om de werkelijkheid achter de verschijningen waar te nemen.
|