"Thou shalt not make a pen in the likeness of a human mind."
Zeg eens eerlijk, heb je die laatste zin uit I, Robot, uit Herberts Dune of uit jezelf verzonnen?
Ik had eerder al een keer de eerste alinea gelezen, maar vanavond las ik door tot aan het einde en ontdekte ik hoe leuk dit verhaaltje eindelijk was. Pas bij het op de grond vallen en het vloeien van de inkt kwam ik erachter hoe de vork in de steel, de aap uit de mouw en de kat in de bak zat, en daarmee vielen ook alle dingen die ik in de eerste alinea wat minder vond, direct op hun goede plaats.
Gezien de opdracht ben je ook nog interessant bezig op een heel ander niveau. Je schrijft het bewustzijn van de pen en dat is een leuk onderwerp voor een verhaal in de tweede persoon enkelvoud. Voor een schrijver is zijn of haar pen (metaforisch gezien, omdat het hier gaat om het toetsenbord) de echte, tweede persoon enkelvoud. Zodra een schrijver 'jij' zegt, is dit dan tegen een lezer, die veel verder weg staat, of tegen de pen, die echt noodzakelijk is voor het verhaal en het toch als eerste ervaart?
Het idee van het verbod op een bewustzijn, komt dan weer overeen met het 'taboe' dat er heerst op verhalen in de tweede persoon enkelvoud.
Of was dit niet echt je bedoeling? Ik vind het in ieder geval tof dat het erin kon lezen en het bewijst voor mij dat dit een leuk verhaaltje is dat goed met de opdracht omging.
LUH-3417