Voor het vak natuurkunde heb ik een paar vragen. Ik hoop dat iemand daar ff snel een antwoord op heeft:
Een stemvork staat op een klankkast die een open en dicht uiteinde heeft. De afstand tussen beidde uiteinden ( inwendig gemeten), bedraagt 17,8cm. Bij het aanslaan van de stemvork trilt de lucht in de klankkast in zijn grondfrequentie mee. De temperatuur van de lucht is 20 graden.
a: Bereken de frequentie van de stemvork.
De buik die ontstaat als de lucht in de klankkast gaat meetrillen, ligt in werkelijkheid iets buiten de opening van de klankkast.
b: Heeft de stemvork dan een wat grotere of juist een wat kleinere frequentie dan door jou onder a is berekend? licht je antwoord toe.
Bij mistig weer wordt vanaf een boot op zee op een misthoorn geblazen. Op 1 meter afstand van de hoorn is het geluidsniveau 90 dB. Om deze hoorn boven het ruizen van de zee uit te kunnen horen is een geluidsniveau van minstens 40 dB nodig. Bereken de maxiamale afstand waarop de misthoorn kan worden gehoord.
Tijdens een onweer krijgt een decibelmeter vier seconden na de bliksemflits een uitslag van 100dB. De omgevingstemperatuur is 20graden. Bereken het geluidsvermogen van de donder.
|