Vandaag ben ik Rosa.
Gisteren was ik nog iemand anders, maar wie dat was weet ik niet meer.
Misschien ben ik het niet vergeten, misschien zit het ergens opgesloten.
Het maakt niet uit, vandaag ben ik iemand anders.
Ik heet Rosa en mijn haren zijn zwart.
Rosa houdt van bosbessen en van lange wandelingen in de duinen. Ze draagt leggings met gympies eronder.
Tenger is ze, en haar neus opvallend groot.
Ze koestert oud verdriet en kijkt de toekomst aan met
met tranende ogen
terwijl ze denkt aan lang vergeten tijden.
Gevangen is ze, dat heeft ze zelf gedaan. Ze had kunnen kiezen voor haar vrijheid,
maar ze koos een leven achter tralies.
Ik ben Rosa met de zwarte haren en mijn leven is in één woord samen te vatten: leeg.
Ik rook al twee maanden. Rook is wat leegte kan verdragen. Waar rook is, was eens vuur.
Nu niet meer, nu niet meer. Mijn vuur is gedoofd, mijn hart rilt.
Ik ben Rosa met het ijskoude hart en ik koester geen wrok.
Niet meer.
En wat zou ik graag dansen, maar mijn heupen willen niet wiegen.
Mijn lichaam schreeuwt om muziek. Mijn heupen doen niet mee. Swingend het leven door is er voor mij, Rosa, al lang niet meer bij. Nooit meer, misschien.
Je denkt aan Rosa en haar zwarte haren. Haar sluike lokken. Je twijfelt er aan of je wel meer over Rosa wilt weten. Rosa zal zich niet laten kennen.
Dat doet haar verleden voor haar.
Maandag ochtend, 11:20
Ik lag.
Ik lag op de bank te slapen.
Althans, ik deed alsof. In de keuken hoorde ik het geluid van plakkerige grote voeten op de koude keuken vloer.
Stiekem hoopte ik op een ontbijt op bed. Iedereen droomt van een ontbijt op bed, zeker na een nacht inspannend calorie verbranden in een waterbed.
Ik had die nacht gedronken, veel gedronken. Gedronken tot ik er bijna, bijna bij neerviel. Maar niet helemaal.
Baileys is zo’n overheerlijk drankje en ik kreeg er geen genoeg van. En ook niet aan die bijbehorende ijsblokjes waarmee ik, na iedere kwart liter van het wonderbaarlijke drankje, steeds uitdagender tussen mijn lippen en tong begon te spelen.
En naarmate het later werd smolten ze ook gewillig in mijn hals.
Een enkeling verdween in mijn topje om tussen mijn borsten in te glijden en nooit meer terug te komen.
Mijn tepels werden hard en hij, de eigenaar van het huis waar ik in lag, begon steeds meer interesse te tonen.
Niks is puurder dan seks.
Niks is reiner dan seks, dacht ik toen nog.
Dan heb ik het niet over al het gezeur van gevoelens, geen gevoelens, halve gevoelens en alles er om heen.
Alleen de seks, los van de omstandigheden, los van alles.
Een mens in zijn, nee, haar puurste wezen.
Een dier.
Paren. Niks natuurlijker dan penetratie.
Niks normaler en eerlijker dan dat.
Zo dacht ik, en ik dacht dat ik in al mijn puur zijn misschien wel het reinste meisje op aard was.
Die nacht zuiverde ik mijzelf. Of nee, ik zuiverde mijzelf
samen. Samen met deze man die zo ongelofelijk opgewonden werd van mijn harde tepels.
Alcohol is niet puur.
Alcohol is vies.
Bier smaakt naar rioolwater.
Al heb ik persoonlijk nog nooit een glas rioolwater gedronken.
Ik dronk ook bier, maar Baileys dronk ik meer.
Seks is puur, alcohol is te vergelijken met een vunzige rioolrat.
Ik had niet zo veel mogen drinken.
Zij die een zonde begaat wordt daar voor gestraft. Het liefst de volgende dag al. Ik ging er vanuit dat alles waar ik voor werd gestraft onrein was.
Dat is bar weinig als je geen goed functionerend geweten hebt.
Ik werd gestraft, en of. De volgende dag al. In mijn hoofd tolde en suisde en bonkte het alsof er nooit een einde aan zou komen.
Of sterker nog: alsof het einde reeds hier was.
Ik voelde me misselijkmakend misselijk en ik snakte naar een fles water.
Een hele ton water, een kinderzwembadje vol met water, een waterval…
Moeizaam strekte ik mijn arm uit naar de tafel waar nog een glas champagne van gisteren stond. Met mijn vingertopjes kon ik het glas net beetpakken. Op het stukje tussen de tafel en de bank belandde ik uiteindelijk.
Op de harde, koude vloer. Vanwege een gebrek aan evenwicht en grip op het glas, dat naast mij was stuk gevallen.
Ik vloekte inwendig. Mijn plan om te doen alsof ik sliep viel ik duigen. Ik gooide ook altijd roet in mijn eigen eten.
Robin, dat was zijn naam, kwam aangesneld. Ik zag dat hij lichtelijk geïrriteerd was om zijn uitdagende dame van de vorige nacht zo hulpeloos tussen de bank en de tafel te zien liggen.
Dat mag niet.
Dat hoort niet.
Anonieme schone moet anoniem blijven en charmante minnaar moet ook slechts die functie blijven vervullen.
Daar ging het om, je functie behouden. Beperkt, zonder overbodige poespas.
Je was een lustobject en je viel niet van de bank. Weg zou je al moeten zijn voor, spoorloos voor de dageraad.
Je was een lust object, je ruimde geen champagne en scherven van de vloer, je zat niet op je knieën te schrobben in het bijzijn van het andere object. Dat deed je niet.
En je bleef altijd even charmant.
Die stomme, stomme alcohol ook, dacht ik terwijl ik iets onverstaanbaar mompelde bij wijze van een verontschuldiging.
Ik voelde mij een zondenaar, de alcohol was smet op de puurheid die ik enkele uren geleden nog had bedreven.
Daar stond hij en
daar lag ik.
Na een paar ongelukkige stiltes beseften we dat er iets moest gebeuren. Hij snelde quasi verlegen naar de keuken en ik probeerde op te krabellen.
Woensdag nacht 1:35
Hij vroeg naar mijn naam!
De klootzak vroeg hoe ik heette.
Hij vroeg wie ik was en ik zei dat ik Marie heette, natuurlijk.
Ik ben Marie met het parelkleurige haar. Ik hou van seks en vandaag hou ik van hem.
‘Hoe heet jij?’
‘Lars’
‘Oké.’
Ik ben Marie en ik hou van Lars voor één nacht. Ik hou zó ontzettend veel van hem.
Ik hou van de sterren en de wolken en de maan aan onze gedeelde hemel.
Ik hou van de geur van cederhout in zijn nek en ik hou van krakende bedden. Krakende bedden zonder dekbed overtrek.
Ik geef nooit een valse naam op. Altijd zeg ik eerlijk wie ik ben,
wie ik ben voor hém.
__________________
Ik loop geen risico, ik ren het.
Laatst gewijzigd op 29-05-2006 om 10:55.
|