De ochtendzon scheen bescheiden haar stralen,
maar het-dichte-misten kon ze niet verdrijven.
Deze druk op mijn hart bedrukte mijn gezicht;
de warmte van mijn glimlach was immers
verdwenen. Doordat de zon mijn ogen prikte,
prijkte er tevens een traan op mijn wang.
Toen de ik-mis-je-(mis jij mij?) was opgetrokken
en ik-hou-van-jou stilaan verwaterde,
verwerd liefde tot een boom zonder blad’ren.
(zo een waar als je schuilt-terwijl-je-huilt de
zilte tranen zich met zure regen mengen)
De treurwilgtakken bekrassen mijn gezicht;
zoals zij dat ook deden lang geleden
toen een prille ochtendzonde onze liefde begon
jammer dat de littekens lelijk zijn zo, in ander licht.
Gelijk aan onze liefde die ik heb vertrapt, knispert
onder voetgewicht het koude gras (tere sprietjes breken).
Want net als alle mooie dingen, die
nadat zij in bloei verschijnen,
ongemerkt, ongeliefd en eenzaam verdwijnen,
zijn wij samen ook vergankelijk gebleken.
Ik mompel nog een vergeet-me-niet’je
dat je nooit ter ore komen zal, want
zodra de herfst haar bladerjas had afgeworpen
is onze passie in de winterkou gestorven.
__________________
I wish I was a punk rocker with flowers in my hair...
|