Hier volgt een probeersel van een verhaal. Gelieve mij te laten weten of ik er vandaag nog mee moet kappen of dat ik met een gerust hart verhalen mag posten.

Het is voor de duidelijkheid een kinderverhaal. Je moet simpel beginnen toch?
“Weet je zeker dat je dit wilt doen Dionne?”
“Ik heb voldoende tijd gehad om erover na te denken Barèn”,
“Maar weet je het zeker?”
Een dodelijke blik deed Barèn zwijgen.
Dionne liep vastberaden richting De Deur. De Deur was een enorme, houten deur waar tijd geen vat op scheen te hebben. Want de zware, mahoniehouten deur leek net geplaatst te zijn, hoewel De Deur al eeuwen oud moest zijn. Niemand wist precies hoe oud het was en er was ook niemand die wist wat er zich achter De Deur bevond. Maar dat het iets vreselijks moest zijn, stond volgens de bevolking van het dorpje vast.
Dionne bekeek de goudkleurige sleutel, voor ze hem in het slot stak. Een doodgewone, erg grote sleutel. Ze stak hem in het slot en draaide hem om.
Barèn hield zijn adem in, maar er gebeurde niks.
“Misschien moet ik hem de andere kant op draaien” dacht Dionne hardop.
Ze draaide de sleutel naar links en er klonk een klikkend geluid. Nu hoorde een deur als De Deur krakend open te gaan, maar dat gebeurde niet. De Deur bleef dicht.
Dionne probeerde de sleutel alle kanten op te draaien, tegen De Deur te duwen, en vele andere dingen, maar niets hielp. De Deur bleef dicht.
Dionne stond niet bekend om haar geduld. Ze schopte woedend tegen het hout en schreeuwde “Verdomme!”. Ze probeerde nog eens de sleutel naar links te draaien. Dit keer ging de De Deur wel open, na de klik.
De Deur zwiepte geluidloos open en Barèn was inmiddels rood aangelopen. Dionne probeerde te zien wat er zich in de kamer bevond, maar het was er pikkedonker.
“Geef me eens een lamp” zei Dionne, met haar hand al uitgestoken.
Barèn hield nog steeds zijn adem in en zijn gezicht werd roder en roder.
“EEN LAMP…”
Barèn liet zijn adem ontsnappen en hijgde nog even na. Onderwijl probeerde hij een lamp te vinden, maar blijkbaar had Dionne vergeten er ééntje mee te nemen.
“BARÈN, LAMP, NU!”
Woedend draaide Dionne zich om. Ze had hem toch niet voor niets meegenomen, slome slak. Het is dat zijn vader een vriend is, maar anders…
Plotseling ging scheen er een zwak lichtje. Dionne en Barèn keken verbaasd in de kamer. Het licht kwam van een gloeilamp die de kamer zwakjes verlichtte en de andere helft van de kamer bleef dus in duisternis gehuld.
Dionne was teleurgesteld. Er was niets vreselijks te zien. Alleen een tafel, drie stoelen, een porseleinen pot en bloemetjes behang. Hoewel dat bloemetjesbehang…
“Verdomme” vloekte Dionne. Ze had toch minstens een enorme slang of een gigantisch reptiel verwacht. De Deur zwiepte weer dicht.
“What the..” Dionne keek verbijsterd. De enorme, goudkleurige sleutel was op de grond gevallen. Ze voelde weer een enorme woede-aanval aankomen. Alles moest perfect gaan.
Barèn pakte de goudkleurige sleutel weer op en stak hem in het slot.
“Verdomme” scrhreeuwde hij en draaide de sleutel naar links.
De Deur zwiepte weer open.
1, 2, 3, 4, ik ruk zijn hoofd van zijn romp! 5, 6, 7 nnnnnnn 8….
“Há, zo moet je De Deur dus openen” riep Barèn blij uit.
9……….10……..11……..12…..
“Maar goed dat ik ben meegekomen hè” vervolgde hij triomfantelijk.
Net toen Dionne haar vuist in Barèns verbijsterde gezicht wilde rammen floepte het gloeilampje opnieuw aan.
“Wat is dat” vroeg ze zich hardop af, nog steeds Barèns schouder vast houdend.
“Een gloeilamp”.
“Nee…”
“Jawel hoor”
“IK VROEG ME AF WAT DAAR ACHTER IS SUKKEL!”
”Geen idee” piepte Barèn, vlug zich lostrekkend om Dionne´s vuist te ontwijken, waardoor ze languit kwam te vallen.
“Hahahahaha…”
“Wat lach je” snauwde Dionne woedend.
“Dat was ik niet”
“Gheheheh”
“IK HOOR TOCH IEMAND LACHEN OF NIET DAN” gilde Dionne woedend.
“Maar ik lach helemaal niet. Dat zie je toch” piepte Barèn angstig.
“Ghihihihih”
“Wie lacht daar” vroeg Dionne op een bevelende toon.
“Ikke”
”Wie is ikke” vroeg Dionne, behoorlijk geïrriteerd.
“Ghihihi”
“Kom dan hier! Laat jezelf zien” riep Barèn in een plotselinge vlaag van moedigheid (of roekeloosheid?) uit.
Er naderden zwaar slepende voetstappen.
Een silhouet van een schimachtige verschijning verschemerde het licht.
Daarna zweefde de schim naar voren. Dionne en Barèn zagen dat het een jongentje was. Of liever gezegd: was geweest. Hij keek naar beneden en op zijn hoofd had hij een pet. Zijn handen verraadden dat hij geen normaal persoon was. Het zat vol diepe wonden.
“Wie of wat ben jij” vroeg Dionne ademloos.
Het jongetje keek een beetje op, maar zijn gezicht bleef merendeels verborgen door de schaduw die de pet op zijn gezicht wierp. Daarna liet hij zijn handen zien.
”Dood” antwoordde hij.
“Is dat niet vervelend dan” vroeg Barèn nieuwsgierig, maar hij zweeg toen hij Dionne´s blik zag.
Het joch keek op. Zijn gezicht was redelijk normaal. Alleen zijn huid was wat groener dan het zou moeten en hij had enkele blauwpaarse vlekken op zijn gezicht. Zijn ogen waren heel bleek.
“Dat zul jij dan moeten oordelen” antwoordde hij langzaam. Daarna pakte hij in een vliegensvlugge beweging Barèns arm vast. Daarna liet hij hem weer los.
”Kom Dionne, we kunnen beter gaan” zei Barèn schor.
”Nnnnnn” bracht het joch uit. Hij probeerde smekend te kijken.
”Nee, ik wil eerst weten of de kan daar werkelijk staat. Waar staat de kan” vroeg ze aan het jochie.
“Nnnnhhnn”
“Tssss…nu zeg je niet meer zoveel he!”
”Dionne, als je daar naar binnen gaat, kom je er nooit meer uit” zei Barèn. Zijn stem klonk dwingend. Onnatuurlijk dwingend.
“Ja…ja…maar…ja” wist ze uit te brengen.
“Dddieee!”
Dionne draaide zich om en zag dat andere schimmen zich om het joch verzameld hadden en hem naar binnen trokken. Met een klap ging De Deur dicht. Barèn trok Dionne mee de grot uit. De Deur bevond zich namelijk in een kleine grotachtige ruimte. Welke door de mensen uit het dorp zorgvuldig vermeden werd.
De dagen daarna spraken Dionne en Barèn niet meer over de vreemde kwestie. Wel hoorde Dionne dat Barèn zich zo vreemd moest gedragen.
*wordt misschien vervolgd*