Advertentie | |
|
![]() |
|
Ik sluit me aan bij Kazet Nagorra: gewoon algebraïsch de nulpunten bepalen is VEEL beter (, als je dus f(t) hebt als functievoorschrift, komt dat neer op f(t) = 0 te stellen en uit te werken; je krijgt waarschijnlijk 2 resultaten, maar daarvan is enkel de strikt positieve van belang voor je vraag).
Je snelheid is inderdaad dh/dt (dY/dX op je rekenmachine, maar je leert beter gewoon manueel te werken, als je dan zonder rekenmachine zit, kan je dan ook werken, terwijl als je alles met rekenmachine doet, ga je later vastlopen). En je mag dus inderdaad gewoon invullen in je formule voor je afgeleide, want wat jij doet is invullen in de definitie van de afgeleide, maar je neemt de limietovergang niet; in mensentaal uitgedrukt: je hebt slechts een benadering van die snelheid berekend (de gemiddelde snelheid over een interval van 0.0001 seconde in plaats van de ogenblikkelijke). Wat je tweede vraag betreft: a: gewoon invullen (lijkt me duidelijk) b: (lijkt me duidelijk) c: bedenk je wanneer een functie een maximum of minimum bereikt als je naar je eerste afgeleide kijkt (dTK/dq = 0, met de voorwaarde dat die wortels enkelvoudig zijn, of weer in mensentaal: dat je teken van TK rond die nulpunten verandert). In je opgave ga je voor de afgeleide dus een parabool krijgen die de q-as raakt of niet (maar zeker NIET snijdt!), zodat je geen nulpunten krijgt waar het teken van TK verandert. d: maxima van TW uitrekenen, ook weer met de afgeleide en net zoals in de eerste opgave Oh en, vermits je de ABC-formule niet kent, vermoed ik dat je Belgisch zou kunnen zijn (in Nederland noemt bijna iedereen dat de ABC-formule, in België is het een naamloze formule): voor een tweedegraads veelterm: kun je de de discriminant berekenen als volgt: En krijg je de (nul, een of twee) oplossingen voor die vergelijking , die samen genoteerd kunnen worden als volgt: Je kan dus zien dat als D = 0, je maar 1 oplossing gaat hebben, als D > 0 je twee oplossingen krijgt en bij D < 0 krijg je geen reële oplossingen (vermits een wortel van een negatief getal niet reëel is). Normaal moet je die formule wel kennen als je aan afgeleides bezig bent (leerstof 4e middelbaar in België, meen ik me te herinneren).
__________________
vaknar staden långsamt och jag är full igen (Kent - Columbus)
|
![]() |
|
Om in te gaan op je vraag dat je voor maxima en minima hetzelfde moet doen: dat is inderdaad zo, op wat details na:
je moet voor allebei de afgeleide berekenen en de nulpunten daarvan zoeken. Op dat moment heb je de stationaire punten van je functie gevonden (dit zijn kandidaat-extrema, zeg maar). Wat een extremum nu kenmerkt, is dat het teken van de afgeleide verandert rond dat stationair punt. Je moet dus een tekenverloop maken, als je bv. in a een stationair punt hebt (nulpunt van je afgeleide), kun je aan de hand van het teken van de afgeleide rond a bepalen of er in a een maximum of minimum is. Als dat teken gelijk blijft, heb je geen besluit (vaak komt dat neer op geen extremum, zeker in het begin van de oefeningen). Verandert dat teken heb je een extremum: als het teken van - naar + verandert, heb je een minimum (een negatieve afgeleide betekent: dalen, een positieve betekent da de functiewaarde stijgt); is het + naar -, dan heb je een maximum. Oh, voor de duidelijkheid: die werkwijze geeft je dus je extrema (extreme waarden van de functie), en er zijn 2 grote types extrema: een minimum of een maximum. In het middelbaar leer je die term niet, maar het is misschien handig om te weten, vermits het dan wel steek houdt om met eenzelfde werkwijze alles te berekenen. Er bestaat nog een tweede manier met behulpt van de tweede afgeleide, maar als je die gaat gebruiken, wordt die nog wel uitgelegd ![]()
__________________
vaknar staden långsamt och jag är full igen (Kent - Columbus)
|
![]() |
||
Citaat:
__________________
"Mathematics is a gigantic intellectual construction, very difficult, if not impossible, to view in its entirety." Armand Borel
|
![]() |
||
![]() |
Citaat:
![]() |
![]() |
||
![]() |
Citaat:
De formule heeft ILUsion gegeven, dus dan gaat het zo: -0.3q^2 + 4q -2.5 = 0 a = -0.3 ; b = 4 ; c = -2.5 D = b^2 - (4 x a x c) = 4^2 - (4 x -0.3 x -2.5) = 16 - 3 = 13 Nu heb je de discriminant, en zoals ILUsion al zei, is deze positief en kun je al zeggen dat de vergelijking 2 oplossingen heeft. Dit is logisch als je kijkt naar de volgende formule: x = (-b + of - de wortel van D) / (2 x a) Je kunt immers geen wortel uit een negatief getal trekken en als D = 0 dan maakt het niets uit of je + of - de wortel van D doet. Nu volgt: 1) x = (-4 + wortel13) / (2 x -0.3) = 0.657 2) x = (-4 - wortel13) / (2 x -0.3) = 12.676 De eerste uitkomst is een minimum (controleer maar door -0,1q^3 + 2q^2 - 2,5q) te plotten), de tweede uitkomst is een maximum. Dit is dus de goede waarde van x. Je kunt dan een kleine bliksemschicht onder de eerste uitkomst zetten omdat die fout is. Dus bij 12.676 x 1000 = 12676 vazen is zijn totale winst maximaal. |
![]() |
||
Citaat:
Na ongeveer 2,59 seconden zal de steen dus weer de grond raken. Merk op dat dit vrij nauwkeurig overeenkomt met het antwoord dat jij vond. Wat je ook kunt doen is een plot maken van de grafiek van h(t)=1,85+12*t-4,9*t² en aan de hand daarvan het snijpunt met de t-as aflezen. Je moet dan voor t ook weer een waarde van ongeveer 2,59 seconden vinden. Bij de tweede opgave is gegeven dat de winst minimaal of maximaal is als TW'=0, dus als -0,3*q²+4*q-2,5=0. Als je van de grafiek van TW'=-0,3*q²+4*q-2,5 een plot maakt, en vervolgens de snijpunten met de q-as afleest, moet je als het goed is dezelfde waarden voor q vinden die zzzzzqqq ook gaf.
__________________
"Mathematics is a gigantic intellectual construction, very difficult, if not impossible, to view in its entirety." Armand Borel
|
![]() |
|
|