Ik zet eerst even alles wat Em gezegd heeft in formules. Dan kan je makkelijk aangeven waar je het niet meer snapt.

5/5 =1
100/100 = 1

(Je mag altijd met 1 vermenigvuldigen)
Als je deze 2 formules combineert dan kan je het volgende doen. Je mag altijd iets vermenigvuldigen met
een breuk zolang er maar boven als onder de streep het zelfde staat.
Met
een breuk betekend dus ook dat je die zelf mag kiezen!
Ik denk dat je de basis van breuken optellen wel begrijpt. (dat de noemers het zelfde moeten zijn)
Maar toch een simpel voorbeeld:
Je vermenigvuldigt hier twee keer met 1. Volgens die eerste formule mag dat. Als je dit anders schrijft dan zie je dat er nu onder de streep twee dezelfde dingen staan. Dit mag je gewoon optellen!
Nu hetzelfde alleen dan met de getallen van jou opdracht. Eerste stap. Beide breuken met de '1-breuk' vermenigvuldigen.
Vervolgens die vermenigvuldiging met de breuk als 1 breuk schrijven.
Nu kan je die dingen gewoon vermenigvuligen. Hier de (tussen)stappen.
Nu kan je deze breuk verenvoudigen:
Bij die laatste stap kan je alles wat dubbel staat wegstrepen.