Ze draaide haar gezicht naar hem toe en keek hem aan. Bijna was ze vergeten dat hij zulke diepe heldere blauwe ogen had. “Ik heb je gemist,” wilde ze zeggen, “het spijt me…”, maar er kwam geen woord uit haar mond. Ze slikte een keer. Hij zei niets, keek alleen maar. Haar hart bonkte in haar keel. Duizenden keren had ze hiernaar uitgekeken, had ze bedacht wat ze zou zeggen en hoe, en wat er daarna zou gebeuren. Maar het echte leven was iets heel anders dan fantasie. In het echt was ze, zodra ze in zijn ogen keek, spontaan alle mooie woorden vergeten die ze van tevoren bedacht en gerepeteerd had. In het echt stond ze stom te staren terwijl ze zijn geur diep in zich opnam, om het goed te onthouden. Dat had ze ook gemist. Al die stomme kleine dingetjes die ze zich opeens weer herinnerde nu hij zo dicht bij haar stond. Langzaam opende ze haar mond om eindelijk te zeggen wat ze al zo lang wilde zeggen. Met haar tong maakte ze haar lippen nat, het zweet stond in haar handen. Maar precies toen ze haar stem weer terughad kwam een overactieve klasgenoot aanspringen en gaf de jongen tegenover haar een duw. Ze wist meteen dat ze haar kans had verspeeld, dat er één goed moment zou komen en dat dat nu voorbij was. Tranen sprongen in haar ogen en het liefste zou ze tegen de muur aan vallen en in elkaar zakken, hard huilend, maar ze hield zich groot, knipperde dapper haar tranen weg en bleef rechtop staan. Opeens kon ze weer praten. Met een nog een beetje trillende stem zei ze dat ze weg moest, dat ze niets bijzonders wilde zeggen, hij hoorde het ooit nog wel. Sneller dan ze wist dat beleefd was draaide ze zich om en liep weg. Waarom kon ze niet normaal doen met hem in de buurt? Zodra ze uit het zicht was ging ze tegen een muur aan staan. De tranen waar ze zonet zo hard tegen had gevochten stroomden nu over haar wangen. Machteloos ging ze door haar knieën en eindigde zittend op de grond, in elkaar gekropen om te voorkomen dat de pijn van de buitenwereld tot haar door kon dringen. Ze had zich nog nooit zo eenzaam gevoeld.
|