Het is donker. Langzaam loop ik over de stoep. Jeetje wat ben ik moe. Dat gebeurt me nooit als ik uit ga, dat ik me al zo vroeg moe voel. Er komt een stelletje mijn kant op lopen. Ze lopen arm in arm. Ik voel me een beetje alleen, maar ben te moe om me er druk over te maken. Ik loop het tunneltje door. Nu even door lopen, dan heb je het ergste gehad. Ik hoor voetstappen achter me. Snel draai ik me om, de voetstappen houden op. Er is niets te zien. Zo, ga ik me nu ook al dingen verbeelden? Dan moet ik wel echt heel moe zijn. Ik loop weer door. Opnieuw hoor ik voetstappen. Ik begin sneller te lopen, de voetstappen ook. Ik begin te rennen en de voetstappen ook. Dan stop ik en draai me bliksemssnel om. Weg voetstappen en weer niemand te zien. Wat gebeurt hier? Ik lijk wel gek te worden. Ik ren weer door. Er gebeurt niets. Dan plotseling uit het niets, staat een jongen voor me. Het leek wel of hij uit de lucht viel. Hij opend zijn mond en ik zie spierwitte hoektanden. Ik wil gillen, maar er komt geen geluid uit. De jongen pakt me bij mijn middel en haalt mijn haar uit mijn nek. Ik voel zijn hoektanden op mijn huid, in mijn huid. Het doet helemaal geen pijn. Maar dan ineens lijkt mijn lichaam wel verlamt en zie ik dat ik in de lucht hang, in de armen van die jongen. Ik voel me eigenlijk wel veilig. Maar dan laat hij me los. Ik val door de lucht en zie de grond dichterbij komen. BHAM, daar lig ik met een harde klap naast mijn bed. Het was maar een droom. Het ganglicht gaat aan. Ik rijk met mijn hand naar mijn nek. Ik hoor voetstappen op de trap. Ik voel iets kleverigs aan mijn vingers. Het licht in mijn kamer gaat aan. Ik zie bloed aan mijn vingers. Mijn moeder gilt.
Alles is welkom.