Ik laat het gedicht voor zich spreken... Soms rijmt het zelfs!
Trots loop ik,
Schaapachtig gelach van links,
De controle van rechts,
Niet meer van elkaar,
Maar wel van mij,
Mijn ouders.
Volmaakt gelukkig,
Waar ik ooit vandaan kwam,
Je kan het bijna aanraken,
Maar het is ongrijpaar.
Mijn vader zijn vriendin,
Mijn moeder vrijgezel.
En ik, ertussenin.
Twijfelachtig,
Vijf jaar uit elkaar,
Ze maken geen ruzie,
Wel grapjes, over het verleden.
Alsof ze opnieuw in huwelijk treden.
Of is het slechts een illusie?
Verdrietig,
Als ze weer eens woorden hebben,
Mijn moeder maakt zich kwaad,
Mijn vader laat haar praten.
Waarom doen ze nou boos?
Waarom moet zij hem haten?
Of,
Zie ik daar in hun ogen,
Misschien, een laatste hoop?
Zouden ze ooit nog samenkomen?
Ze zeggen van niet,
Het is ook niet waarschijnlijk.
Maar ik blijf er toch van dromen.
Het is zo mooi om samen een verleden te hebben.
Niets fabelachtiger dan te liggen,
In de armen van je beide ouders, tegelijk.
Zoiets is niet vervangbaar, en dat ga je missen.
Het voelde zo vertrouwd,
Samen met mijn ouders.
Opeens was het weg.
Au.