je weet voor een paralelschakeling dat geldt:
Rtotaal-1 = R1-1 + R2-1
en voor een serie schakeling:
Rtotaal = R1 + R2
Je moet vervanginsweerstanden gaan gebruiken. Dat wil zeggen dat je de situatie versimeplt door voor meerdere weerstand die bij elkaar opgeteld moeten worden slechts e e n weerstand invult.
Je begint met de paralelschakeling van R1 en R2.
R1+2-1 = R1-1 + R2-1
R1+2-1 = 60-1 + 90-1
R1+2-1 = 1/60 + 1/90 = 3/180 + 2/180 = 5/180
R1+2-1 = 1/36
1/(R1+2) = 1/36
kruislings vermenigvuldigen
R1+2 * 1 = 1*36
R1+2 = 36 Ohm
nu moet je voor R1+2 en R3 ook een vervangingsweerstand in gaan vullen.
R1+2+3 = R1+2 + R3
R1+2+3 = Rtotaal = 36 + 24
Rtotaal = 60 Ohm
De stroomsterkte over het geheel is dan:
Itotaal = Utotaal / Rtotaal
Itotaal = 24 / 60
Itotaal = 0,40 A
De stroom sterkte zal zich verdelen over de twee takken in tegengestelde verhouding to de weerstand. Dus hoe meer weerstand in de een, hoe meer stroom er door de ander gaat.
je moet ook weten dat I1 + I2 = Itotaal = 1
I1/I2=R2/R1
we zeggen I1 = x en dus I2 = 1-x
invullen in de formule geeft:
x/(0,40-x) = 90/60
kruislings vermenigvuldigen geeft
60x=90(0,40-x)
60x=36-90x
150x=36
x=36/150=12/50=24/100=0,24
dus:
I1 = x = 0,24
en
I2 = 0,40-x = 0,40-0,24 = 0,16
ter controle kun je zien dat bij de kleinere weerstand de hogere stroomsterkte hoort.
Het ziet er erg langdradig uit, en dat is dit ook, maar als je het wat beter kunt zul je vanzelf zien dat je heel stappen weg kan laten bij het opschrijven.
|