De tennisfinale:
Vandaag is het eindelijk zover, ik moet de grote tennisfinale spelen. Ik speel tegen een jongen waar ik al 3 keer eerder tegen gespeeld heb. Ik heb 2 van de 3 eerdere ontmoetingen gewonnen maar dat waren geen belangrijke wedstrijden dus alles is anders vandaag. Terwijl ik dit denk lopen we de baan op. Ik sta stijf van de zenuwen maar dat zal straks wel verdwijnen, dat is namelijk altijd zo bedenk ik me.
We beginnen in te slaan. Hij slaat erg goed vandaag valt me op, maar gelukkig sla ik zelf ook goede ballen. Ik heb dus kans bedenk ik me, en ik word al rustiger. TIME roept de scheidsrechter en ik loop naar mijn stoel. Nog even snel wat drinken en naar het publiek kijken. Ik sta op en loop de baan op.
De wedstrijd begint. Hij komt al snel op een 3-0 voorsprong in de eerste set. Maar ik vecht me heel sterk terug. De eerste set win ik toch nog met 6-4. dat is een opluchting denk ik terwijl ik naar mijn stoel loop.
De tweede set gaat zeer snel en heel goed. Hij begint te klagen en schelden op zichzelf. Ik sta 5-2 voor en leid deze game met 30-0. Ik maak het punt en kom op matchpoint. Dit ene punt kan mij de toernooizege opleveren en kan me onsterfelijk maken. Ik serveer… een ACE!!!
GEWONNEN!! Ik zak op mijn knieën en begin te huilen. Ik kijk naar mijn moeder op de tribune maar zie haar niet. Pas na 5 minuten vind ik haar tussen het publiek en ze is door het dollen heen.
Ik krijg de beker uit handen van een oud tennis prof. Ik houd de beker boven mijn hoofd. Ik heb een lach op mijn gezicht van oor tot oor. Ik wijs met 1 vinger in de lucht. Ik wijs naar de hemel, daar waar mijn vader naar mij moet zitten kijken.
|