Toen ik het gedicht zag, zag ik er een beetje tegenop om het te gaan lezen omdat het veel te groot lijkt, vaak hou ik daar niet zo van. Toch maar gaan lezen, en het eerste dat me opviel is dat het echt héél goed loopt, petje af. Alleen de volgende zin valt er volgens mij een beetje buiten:
Eenzaam vormt een meerkoet rimpels in het gladde vlak van water,
waar, als laatste van het beekje, hij zoekt naar een plek van rust.
Die zin loopt ook wel, maar alleen als je klemtonen op een vreemde manier gaat leggen.
'zacht ruisend, wuivend buigen' -> mooi, fijne alliteratie, geeft de rust weer die je in het gedicht volgens mij wil oproepen.
Verder, sja, wat kan ik zeggen, de zinnen zijn bijna allemaal mooi en het 'klopt' gewoon allemaal zo goed. Ik blijf bezig als ik de goede zinnen eruit ga halen, vooral strofe 3 vond ik erg mooi.
|