Ik heb een kort verhaatje geschreven, en ik ben eigenlijk wel benieuwt wat jullie ervan vinden ^_^
Tips zijn altijd welkom!
Ik spitste snel mijn horen. Hoorde ik nou iets? Of was het mijn verbeelding, zoals altijd? Voorzichtig schoof ik de deur zodanig open zodat ik een klein stukje van de kamer kon zien. De kamer was verhuld in schaduwen en een lampje op de kast deed er niet veel aan om die schaduwen te laten verdwijnen. Ik slaakte zachtjes een zucht toen ik een tijd lang niets hoorde vanuit de kamer. Met mijn linkerhand gaf ik de deur nog een duwtje zodat de hele kamer zichtbaar werd. Alles zag er normaal uit. Mijn verbeelding was zeker weer eens bezig geweest, dacht ik en stapte met blote voeten de houten vloer op. Een koude rilling ging plots door mijn lijf heen. Verstijfd bleef ik staan waar ik stond. Er klopte toch iets niet! Mijn hart sloeg een slag over toen ik bij de keuken iets hoorde vallen. Van alles vloog door mijn hoofd heen. Een inbreker met een mes, een moordenaar met een bijl, of erger… Ik voelde langzaam weer dat ik me kon bewegen, maar merkte dat ik lichtjes trilde van angst. Met veel moeite probeerde ik het te onderdrukken, iets wat hopeloos mislukte. Met trillende handen deed ik een poging om een hard voorwerp te pakken op het kastje naast mij. Ik voelde zonder er een blik op te werpen; mijn gezicht stond de andere kant op, naar de keuken toe. Uiteindelijk voelde dat ik iets hards beet had. Snel bekeek ik het. Een kaarsenhouder, zonder kaars erin. Perfect, dacht ik bij mezelf. Al trillend stapte ik geruisloos dichterbij. Dit ging tegen alles wat mijn hoofd zei in. Ik moest vluchten nu het nog kon! Wat als het nou inderdaad een inbreker was, mét een mes. Wat dan? Ging ik hem heldhaftig te lijf? Dat antwoord ook zonder dat te proberen te antwoorden. Nee, dus. Eerder bang in een hoekje wegkruipen en huilend smeken of hij me niks wil doen. Bij die gedachtes vloog er opnieuw een golf van angst door mijn lichaam. Toch, ik weet niet waarom, haalde ik diep adem en deed de laatste stap, de keuken in.
Duister omringde mij. Geen lichtje dat mij hulp gaf. In het duister waren maar enkele omtrekken zichtbaar. Die van de eikenhouten eettafel, het aanrecht en de kastjes die erboven hingen. Maar geen duistere gedaante. Had hij zich soms verborgen in het duister? Zat hij te wachten totdat ik verder de keuken in liep? Ging hij dan toeslaan? Ik vernauwde mijn ogen om beter in het donker te zien. Het hielp iets, maar niet veel.
Ik klemde mijn linkerhand stevig om de kaarsenhouder heen. Zo strak dat het een pijnlijke steek gaf in mijn hand. Ik zat klaar om aan te vallen, voor als het nodig was. Ik deed nog een stap naar voren toe. Op de grond zat ik een doek liggen. Dat was waarschijnlijk het voorwerp wat naar benden was gevallen. De vaatdoek. Ik hief mijn hoofd gelijk weer toen mijn gedachte werd onderbroken door een zacht geluidje wat vanonder de eettafel kwam. Zonder het te weten maakte ik een klein sprongetje naar rechts, van de eettafel vandaan. Na wat een uur van stilte leek bukte ik langzaam en nauwlettend. Wat het ook was, het zat onder die eettafel. Maar toen ik eronder kon kijken zag ik niets. Helemaal niets. Wat was dit voor grap? Vroeg ik mezelf af. Ik wilde weer rechtop staan toen iets naar me toe sprong. Ik slaakte van doodsangst een gil en liet me achterover vallen. De kaarsenhouder glipte ut mijn hand, die ik van schrik had opengedaan en kwam enkele meters naast mij terecht. Haast gelijk toen ik de grond raakte barstte ik in snikken uit.
‘Vermoord me alstublieft niet! Ik doe alles wat u wilt!’ kwam er tussen het snikken door eruit. Mijn ogen had ik dichtgeknepen.
Geen geluid. Alleen voelde ik iets zwaars op mijn buik. Tegen mijn zin opende ik een oog om te kijken. Grote, scherpe ogen staarde mij verveeld aan. Plots werd alles duidelijk.
Een kat was de inbreker.