Julius de vieze hoes.
Op een dag ging Julius - een mooie, glanzende, nieuwe hoes van een obscuur Zappa-album - op stap. Of wel, hij ging niet zozeer op stap als dat hij in een goedkoop bestelbusje vervoerd werd naar de Libelledag. Daar werd hij al gauw verkocht aan een vlotte jongedame van vijftig lentes jong. Zij zette Julius de hoes thuis in haar LP-kast. Toen kwam er een dik kind met jam-handen naar Julius toe. "Wat ben jij een mooie hoes!" kirde het kind en pakte Julius met beide handen vast. Zijn kleine varkensoogjes glunderden van de pret. "Zo mooi en nieuw en glanzend!" De doffe matglans van z'n ogen werd iets doffer. Hij kreeg een idee. "Eens zien," mompelde hij, en deed zijn kleffe mond open. Binnenin waren de half opgekauwde restanten van een boterham met jam en chocoladepasta te zien. Langzaam bewoog hij een hoek van Julius naar z'n wijd opengesperde kinderbek en begon op een van zijn hoeken te sabbelen. "Niet doen, joh!" riep Julius, maar 't mocht niet baten. Dikke kinderen spreken geen hoezentaal.
En dat is hoe Julius een vieze hoes werd. Julius de vieze hoes.
|