| 
	
	
	
	 
		
		Flarden mist 
kruipen 
als afgescheurde lappen 
door de dikke nacht, 
een nevelige herfstdag 
achterlatend. 
 
Rond de tafel 
kauwen kiezen 
mistroostig 
de weemoed weg. 
 
Mijn mond maalt 
medelijdend 
met de massa mee, 
maar proeft niet 
van het requiem. 
 
Troosteloze tranen 
kruipen 
als een meeslepend adagio 
de dood tegemoet.
	 
	
	
	
	
	
	  
	
		
			Laatst gewijzigd op 17-11-2003 om 22:32.
		
		
	
	
	 |